Molen Nieuwe molen / Buiten korenmolen, Edam

Edam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Nieuwe molen / Buiten korenmolen
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08262
oude dbnr.
V8262
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Edam
plaatsaanduiding
aan het Grasdijkje
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
plaats(en) voorheen
Middelie/ Axwijk, Zeevang
streek
De Zeevang
kadastrale aanduiding 1811-1832
Middelie en Axwijk B (2) 357 Jacob Molenaar, molenaar
geo positie
X: 131489, Y: 502751
N: 52.51194, O: 5.04088

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Twee paar stenen
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
In 1651 vond het stadsbestuur dat de Middelste molen (zie voorganger) maar moest worden verplaatst. De molenaars werden ontboden en kregen te horen dat de molen, of ze dat nu wilden of niet, zou moeten verdwijnen.

Een nieuwe plaats voor de molen werd gevonden op de Goude of Bagijne ven, naast de oude Purmer dijk bij de Purmer ringsloot, ten westen van het huis van de hoefsmid buiten de Middelieër poort. De molenaars Claes Willemsz en Cornelis Jacobsz kochten het perceel in de Gouwe ven van Pieter Wrocht uit Monnickendam. De Nieuwe molen was een achtkante bovenkruier, stond in de latere Gemeente Middelie (sectie B no. 357).

In 1651 was de molen in bezit van Heijn Cornelisz, zoon van Cornelis Jansz, 19-09-1644, gehuwd met Wellemoet Jans, en Cornelis Jacobsz, 14-06-1654 gehuwd met Sjouke Johannis.


Na het verdwijnen van
de Oostermolen (Tenbruggencatenummer 08283) in 1688 kon het stadsbestuur beter gaan letten op de naleving van de regels, die er al lang waren. Het gebruik van paard en wagen was aan strenge eisen betreffende het gewicht gebonden, omdat anders het wegdek er onder leed. Het halen en brengen van graan en meel met een schuit mocht onbeperkt, maar als de straten slecht waren (regenval) werd de molenkar verboden.

De Nieuwe molen, die ook graan maalde voor de diaconie, was tot in 1688 voor de helft nog altijd eigendom van de familie van Cornelis Jansz. De zoon van Heijn Cornelisz,Cornelis Hijnsen, was in 1667 getrouwd met Jaapje Sijmens [Waterlooper]. Hij wist de hele molen weer in bezit te krijgen. Via Cornelis Jacobsz en Claes Jansz (Vinckendrijver) was de andere helft in handen van boer Jan Hesselsz uit de Purmer gekomen. Van hem kocht Cornelis Heijnsz het aandeel in 1669 terug.

Na het overlijden van Cornelis bood Jaapje Sijmens de molen te koop aan, maar dat ging kennelijk niet door. De molen werd toen als volgt omschreven: "een achtkante koornmolen, staende en leggende buijten Edam aen de Middeliejer wegh op de Gouwe ven ... met drie paer stienne, gebruijck wagen en een nieuwe schuijt daerbij". In 1675 hertrouwde Jaapje met Jacob Thijsz Schouten en die wist een deel van de molen te verkopen aan de nog jonge molenaar van de Oostermolen (Tenbruggencatenummer 08283), Cornelis Dircksz Schoon. In 1688 verkocht Thijs Bastiaensen Wit, de derde man van Jaepje Sijmons, de andere helft van de molen aan Cornelis Jansz en daarmee waren de nazaten van de vroegere molenaar en naamgenoot Cornelis Jansz voor het eerst sinds de bouw in 1651 niet meer eigenaar.

Na 1700 verkocht Cornelis Jansz zijn helft aan Jan Jansz Clees tegen een lening van tweeduizend gulden. De andere helft van de Nieuwe molen stond inmiddels op naam van Dirck Cornelisz Schoon, de zoon van Cornelis.

In 1716 deed Trijntje Claes (weduwe van Jan Jansz Klees) de halve Nieuwe molen over aan Miede. Als compagnon van Dirk Schoon trof Adriaen Miede het niet. Zijn meesterknecht Pieter Claesz verklaarde later dat Dirk fraudeerde en dat Miede vanwege "het quaad gedrag van Dirk Schoon" de molen had verkocht. Dat laatste gebeurde in 1721 en Jacobus Hesselsz uit Monnickendam werd bij die gelegenheid mede-eigenaar van de Nieuwe molen. Deze verkocht het aandeel na vier jaar weer aan Andries Leendertsz Blauw uit Monnickendam, die ook al spoedig met Schoon (...). Deze twist leidde tot het oprakelen van het verleden. Getuigen verklaarden voor Blaauw dat ze minder meel terug hadden gekregen dan dat er graan was afgegeven en ook Jacobus Hesselsz beweerde vanwege Schoon de molen te hebben verkocht. Toch hebben alle belastende verklaringen niet geleid tot het vertrek van Dirk Schoon. In 1729 deed hij de helft van zijn aandeel over aan zijn zoon Cornelis Dirks Schoon.

In 1730 was Andries Blauw evenals Teunis Claasz inmiddels overleden en zijn weduwe, Annetje Jans, verkocht het halve aandeel van de Nieuwe molen aan Pieter [de] Mol uit Monnickendam tegen een lening van tweeduizend gulden.

Dezelfde Adriaan Muuse die in 1749 de Westermolen kocht, kocht van de erven Cornelis Schoon voor ƒ 2650,= de helft van de Nieuwe molen in 1772. Pieter de Moll had zijn gelijke aandeel in deze molen in 1766 overgedaan aan Jacob de Moll uit Alkmaar en via deze laatste kwam ook dat deel in handen van Adriaan Muesse. Omdat nu beide molens, gewoonlijk als de Buiten - en Binnen korenmolen aangeduid, in handen van één eigenaar waren, ontstond er een probleem: er was maar één bedrijfsvoering en dat was in 1729 nogmaals verboden. Een heel dossier maakt melding van de strijd van Adriaan tegen de bakkers en het stadsbestuur. Ook een verzoek tot afbraak van de oude, vervallen standerdmolen werd afgewezen en het stadsbestuur wilde dat hij hem liet herstellen.

Adriaan Muusz beweerde met de Nieuwe, geheel vrijstaande molen, die twee paar stenen had, de klanten makkelijk te kunnen bedienen, zeker "daar het gebruik van aardappelen althans in dit quartier de malerije seer sterk doet verminderen". Toen hij op leeftijd kwam en zijn beide zoons, voor wie het bedrijf eerst bestemd was geweest, verdere moeilijkheden wilde besparen, verkocht hij de molens voor ƒ 14.500,= aan Engel Gras uit de Beemster. De bakkers protesteerden meteen tegen deze gezamenlijke verkoop en Gras moest opdraaien voor extra onkosten, waartegen Muusz weer protesteerde. Uiteindelijk ging de koop wel door, maar waren de moeilijkheden nog niet voorbij.

Engel Gras had evenmin twee molens nodig en liet de oude Westermolen aan zijn lot over. Prompt werd ook hij gesommeerd om beide molens gangbaar te houden. Het was echter geheel iets anders dat Gras uiteindelijk noodzaakte om de molens weer te verkopen. In 1787 had hij bij Meijndert der Kinderen, een makelaar in Zaandam, tweeduizend gulden geleend en beloofd bij hem zijn twee molens voor ƒ 12.000,= te verzekeren. De schuld en de premie van ƒ 93,60 per jaar had hij niet voldaan en daarom werd hij voor het gerecht gedaagd. Het vonnis luidde dat hij moest betalen en toen hij dat niet deed werd besloten om de molens op 18 mei 1790 gerechtelijk te laten verkopen.

De Buiten korenmolen werd gekocht door Der Kinderen zelf (ƒ 4000,=), die in deze rendabele molen een goede belegging zag. Inderdaad wist Der Kinderen het bedrijf kort daarop met winst te verkopen aan Pieter van Oort.

In 1803 verzochten de molenaars toch weer gezamenlijk om verhoging van het maalloon en afbraak van de Binnen korenmolen (Tenbruggencatenummer 06912 m). Toen was dat nog vergeefs, pas in 1822 werd de Binnen korenmolen afgebroken.

In 1794 trouwde Pieter van Oort met Barbar Saaijer uit Edam en na haar overlijden hertrouwde hij Dirkje Haagswoud. In 1810 kwam Pieter zelf te overlijden. Eerst nam zijn weduwe Dirk Kramer als meesterknecht in dienst, maar na haar huwelijk zwaaide Jacob Alderts Molenaar de scepter op de molen. Toen hij kwam te overlijden op 8 juli 1833, kon de weduwe waarschijnlijk al terugvallen op haar kinderen. De molen maalde in elk geval verder en voorzag Edam van meel.

In 1855 kreeg Gerrit van de Gevel toestemming om een nieuwe korenmolen te bouwen op de plaats van de voormalige zaagmolen De Samson (Tenbruggencatenummer 07687).

In 1855 brandde de molen af, het maalwerk kon meteen door de nieuwe Vervanger worden overgenomen. Nog in december 1855 verkocht de weduwe Molenaar het op het molenerf aanwezige hout en het molenpaard, "een aschgraauw schimmelpaard". Het erf van de molen, met de daarop nog aanwezige restanten, werd door Dirkje Haagswoldt overgedragen aan haar zoons Gerrit Pieterse van Oort en Jacob Jacobse Molenaar, winkeliers te Edam.

Bron: Molens van Edam door D.M. Bunskoeke, 1999.

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een schatting.

In 1854 werd korenmolen De Vervanger (Tenbruggencatenummer 01056 t) gebouwd aan de Purmerringvaart. De naam werd door de bevolking aan die nieuwe molen gegeven omdat rond dezelfde tijd de molen van weduwe Molenaar aan het Grasdijkje afbrandde.
-----

Stedenatlas Frederick de Wit, 1692: Koninklijke Bibliotheek.