Molen De Kleine Molen, Den Dungen

Den Dungen, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
De Kleine Molen
modeltype
Onbekende windmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
17829
oude dbnr.
V17829
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Den Dungen
plaatsaanduiding
Aan de Aa nabij de Beusingsedijk
gemeente
Sint-Michielsgestel, Noord-Brabant
streek
Maasland
geo positie
X: 153950, Y: 410950
N: 51.68734, O: 5.37202

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
geschiedenis
De Kleine Molen was oorspronkelijk in of kort voor 1589 gebouwd als windwatermolen in de Zwanenkampen aan de Dieze buiten de Orthenpoort van ’s-Hertogenbosch.

De molen was echter niet bij machte om voldoende water uit te slaan.
In 1595 werd aan Wouter Aartsz. Houbraken (timmerman) en Pieter Thomasz. (linnenwever) (kennelijk met terugwerkende kracht) vergunning verleend om de molen te verplaatsen naar een werf aan de Hinthamse Dijk tussen de twee stenen bruggen aan de kant van de Ziekerbeemd.
Op die werf had sinds 1515 een korenmolen gestaan die aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog platgebrand was. Op zijn nieuwe plaats werd het molentje ingericht voor het malen van rogge.
Het molentje was kleiner dan gebruikelijk voor een korenmolen. In de verleende vergunning werd daarom toegestaan de molen te voorzien van zes wieken.

Rond 1600 werd deze molen verplaatst naar Den Dungen waar hij kwam te staan aan de Aa bij de Poeldonk tussen Den Dungen en Berlicum. Op zijn nieuwe plaats mocht de molen niet groter worden dan hij was. Er waren in de Poeldonk dan ook veel klachten over de geringe maalcapaciteit. De molen werd soms zelfs met dubbele verkleining aangeduid als het Kleine Molentje. Bovendien waren er klachten over de vaak onbegaanbare wegen rond de Kleine Molen doordat de molen buitendijks stond; de mulder moest er in tijden van wateroverlast met zijn roeiboot op uit om zijn klanten te kunnen bedienen.
De inwoners van het dorp Den Dungen waren verplicht hun koren op de Kleine Molen te laten malen. Waarschijnlijk lieten inwoners uit Berlicum die dichtbij de Kleine Molen woonden hun koren daar ook malen; of de mulder ook koren ophaalde in Berlicum is niet bekend. Wel zijn er meerdere documenten over conflicten tussen de mulders van de Kleine Molen en de molen van Sint-Michielsgestel aan de Dungense Kant. Die laatste mocht geen koren ophalen in Den Dungen. Inwoners van het dorp Den Dungen gingen echter liever wel naar de molen van Sint-Michielsgestel aan de Dungense Kant die dichterbij stond, die altijd goed bereikbaar was en die geen capaciteitsprobleem had.
In de achttiende eeuw zouden de watermolen van Berlicum en de Kleine Molen door dezelfde molenaar bemalen zijn. Wellicht is daar de rosmolen van Berlicum mee bedoeld; de watermolen was de Engelandse of Ingelandse molen die in 1546 was afgebroken en vervangen door een rosmolen.

Uit de zeventiende eeuw zijn weinig documenten bekend van deze molen. In 1693 werd de molen door pachter Adriaen Peters Smouth uitgebreid met een tweede stel maalstenen, bestemd voor het malen van boekweit. Met de reeds aanwezige stenen werd rogge gemalen. Dit tweede stel stenen werd aangeduid als de ‘agtermolen’. Deze term kennen we vooral van standerdmolens maar toch is het onwaarschijnlijk dat de Kleine Molen van dat type was gezien zijn verleden als watermolen. In de meeste documenten is echter sprake van ‘roggesteen’ en ‘boekweitsteen’ zonder aanduiding van de ligging van die stenen.
Begin achttiende eeuw was Nicolaas Scheij molenaar (pachter). Prisaties (taxaties van het gaande werk) uit die tijd maken consequent melding van ‘de koning met het rutsel en het onderste radeke’, en vervolgens ‘het ronsel’. Dat was nog steeds zo in de prisatie die in 1750 werd opgemaakt toen Bartholomeus Coppens de pacht overnam van Jan Crol. Latere prisaties of andere gegevens zijn nog niet gevonden. Er zijn standerdmolens met een koning maar gezien de geringe afmetingen van deze molen lijkt dat onwaarschijnlijk. Als de molen een wipmolen was, dan is de aanduiding ‘het onderste radeke’ nog wel te begrijpen; in een wipkorenmolen kan het spoorwiel niet groot zijn. In bovenkruiers hebben spoorwielen steeds een diameter van twee meter of meer; in wipkorenmolens minder dan twee meter. Een wipmolen lijkt dus het meest waarschijnlijk. De molen aan de Zwanenkampen zou relatief klein zijn geweest en dan zal er weinig plaats zijn geweest voor de inrichting tot korenmolen.

Gegevens gevonden in Stadsarchief (Erfgoed ’s-Hertogenbosch) en Notarieel Archief Den Dungen.
Zie voor summiere gegevens over de molen bij de Poeldonk: L.v. Minderhout, R.v. Nuland, F.v.d. Sanden, De Molens in: ‘Den Dungen, een dorp in de Meijerij’, (z.pl., 1979), pag. 20-26, in het bijzonder pag. 22.
Verdere historische gegevens zijn nog niet bekend. H. van Bommel vermeldt in zijn boek ‘Het molenaarsgeslacht Coppens’ dat de Kleine Molen omstreeks 1810 verdween.

Op de ‘Kaart Figuratief van het grootste gedeelte van Bataa[f]sch Braband’ uit 1794 van Hendrik Verhees staat noordelijk van Den Dungen, westelijk van Berlicum aan de Aa een windmolen aangegeven. Vermoedelijk is hiermee de Kleine Molen bedoeld. De molen zal nabij de rond 1600 verdwenen buurtschap De Drieborght hebben gestaan. Thans is er nog een boerderij van die naam.

Op basis van de beschikbare gegevens is het nog niet mogelijk vast te stellen van welk type deze molen was. Het meest waarschijnlijk is een wipmolen.

De locatie is bepaald op basis van de plaatsomschrijving en de kaart Van Hendrik Verhees.

Informatie van Nico Jurgens, 23 januari 2020