In 1370 gaf Eduard Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen, aan Walraven van Ooy en zijn erven het wind- en maalrecht in de gehele Duffelt. Hij mocht een wind- en rosmolen oprichten op een plaats 'waar sie am nutlicksen ende oorbarlickste is, als ducke als sie willen, daar onse luide uiter Duiffel op maalen sollen'. De molen werd gebouwd in Keeken aan de wegkruising tussen Niel, Keeken en 't Zeeland en kreeg de naam 'Homoedische molen'.
Sinds het eind van de 14e eeuw moesten de inwoners van Kekerdom hun koren laten malen op de Homoetsche Molen. Deze molen was tot 1796 de dwangmolen voor het gehele ambt van de Duffelt. Daartoe behoorden toen behalve Kekerdom ook Leuth, Mehr, Niel, Keeken en Düffelward.
Inwoners van Kekerdom probeerden in de eerste helft van de 15e eeuw hun koren op een rosmolen in hun eigen dorp te laten malen, zie Tenbruggencatenummer 16636.
De heerlijkheden Millingen en Zeeland behoorden niet tot het rechtsgebied van de Duffelt. Zij waren verplicht hun graan te laten malen op een molen die toebehoorde aan de heer van de heerlijkheid Millingen en dat was Johan van Lynden, de molen stond te Pannerden, zie Tenbruggencatenummer 06953. Omdat die molen 'orlochshalven verbrant' en sindsdien 'ongetijmert' was gebleven, verpachtte Graaf Willem van den Bergh de Millingse maaldwang aan de molenaar van de Homoetsche Molen. Tussen 1554 en 1573 kreeg Millingen een eigen molen, zie Tenbruggencatenummer 16638.
Bronnen:
- De verdwenen windmolen van Millingen, art. door Wil Oteman in Jaarboek Millingen 1997, pag. 23.
- De molen van Kekerdom, art. door Wil Oteman in Jaarboek Millingen 1998, pag. 113-121.
-----
Van de Homoetsche molen zijn diverse beleningen bekend, zie Lenen in de Duffelt.
nog waarneembaar
De boerderij bij de voormalige plaats van de Homoetsche Molen, draagt nog de daarvan afgeleide naam 'Die Hömüsche Mühle'.