Molen voorganger van De Beer, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
voorganger van De Beer
modeltype
Onbekende windmolen
functie
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12044
oude dbnr.
V12362
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
uiterste punt van de dijk buiten de Riedijk
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 106002, Y: 425783
N: 51.81851, O: 4.67656

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De vroegst bekende vermelding van een windmolen in Dordrecht betreft er gelijk twee:

In 1307 sluit Daniel, Heer van der Merwede, een overeenkomst met de Stad Dordrecht waarbij een deel van zijn leen Heer Daniels ambacht overgaat naar Dordrecht, ter uitbreiding van de stad. Oorspronkelijk lag Dordrecht ten westen van de Voorstraatshaven en Heer Daniels ambacht ten oosten. Het deel van Heer Daniels ambacht dat naar de stad overging was de Nieuwkerk met omgeving, het huidige oostelijke deel van de Dordtse binnenstad.

De exacte grens tussen Dordrecht en Heer Daniels ambacht voor de overdracht is niet bekend en mogelijk ook nooit vastgelegd [Geschiedenis van Dordrecht tot 1572. Jan van Herwaarden c.s., 1996], maar in de akte van 10 juli 1307 werd een duidelijke nieuwe grens afgesproken: ‘totter wterster moelen toe opten dyck, ende totter wterster moelen toe, an den middelwech staende’ [Groot Charterboek, Frans van Mieris, 1754]. Dat de eerste molen op een dijk staat en dat beide 'uiterste' molens als grensmarkering worden gebruikt, maakt het waarschijnlijk dat het in beide gevallen windmolens betreft. Helaas worden beide molens niet met naam genoemd, is onbekend waar de Middelwech in Dordrecht liep en is ook niet bekend welke dijk het betreft. Kaartmateriaal uit die periode is niet bekend, pas in 1545 werd door Jacob van Deventer de eerste stadskaart van Dordrecht vervaardigd.

De Middelwech betreft waarschijnlijk de huidige Vriesestraat (zie verder bij De Hoogmoed, Tenbruggencatenummer 12054).

Het is aannemelijk dat één van beide molens uit de akte deze voorganger van De Beer betreft: een eerste uitbreiding van de stad naar het oosten eind 13e eeuw werd waarschijnlijk begrensd door de stadsgracht die liep van het Bagijnhof via de huidige Lenghenstraat, Lindengracht, Museumstraat, Schoolstraat en langs de oostzijde van het Nieuwkerksplein naar de Riedijkshaven [De oudste stad van Holland, Henk ’t Jong, 2020]. Een tweede, smallere, uitbreiding naar het oosten werd begrensd door de huidige Vest / Spuihaven tussen Vriesebrug en Riedijkshaven. Eén van beide grenzen zal de nieuwe oostelijke grens van de stad geworden zijn, genoemd in de akte. Aan de uiteinden van die grens hebben twee molens gestaan waarvan de vroegste geschiedenis in nevelen is gehuld: In het zuiden De Hoogmoed, nabij het Bagijnhof en in het noorden deze voorganger van De Beer op de punt van de dijk langs de Merwede tegenover de (latere) Riedijkspoort.

Bron onderstaande informatie: C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, 'Draaiende wieken, stappende paarden', Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht

In de 15e eeuw is er sprake van een molen ‘staende op ’t uterste van den diick bute die Riediick’. Op 11 oktober 1464 verschenen voor het stadsbestuur Jan van Muulwiic heren Gerartssoen ende joncfrou Cornely Arent Zamencoper Geraertssoen, siin wiife (zijn vrouw). Zij verklaarden dat hun molen grotelic ende zeer verdorven ende gescaet is op Sinte Matheeus dach (21 sept.) lestleden by den groten winden’

Naar de dag heette deze zeer zware storm Mattheusstorm.

Zij moesten grote kosten maken om de molen weer op te bouwen en vroegen daarom toestemming om de molen te mogen verhuren om weer wat uit de kosten te komen, zodat later na hun beider dood hun kleindochter Lysbet Meusdochter van der Deck, dochter van hun beider dochter Yde, de molen zou kunnen erven. Zij verkregen de toestemming en werden bevolen dit in een akte te laten vastleggen.

Een zeer slecht leesbare akte werd aangetroffen uit 1470 waarin het gaat over ‘beesten’ die op het uiterste hooft op de Riedijk bij de molen kwamen. Van Baarsel geeft in haar boek 'Van Aardapelmarkt tot het Zwijndrechts veerhoofd' (Hilversum, 1992) het bestaan van één of meerdere molens op deze plaats aan in 1471 en 1496.

Wanneer deze molen werd gesloopt, of wat de functie en naam was, werd niet gevonden. Er zal waarschijnlijk hierna een lange periode op deze plaats geen molen hebben gestaan. Plattegronden uit die tijd zijn niet bekend.

aanvullingen

trivia
De coördinaten zijn geschat, aangezien er geen vergelijk mogelijk is met een historische kaart.