Molen De Hoogmoed / De Hoogmoet, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Hoogmoed / De Hoogmoet
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12054
oude dbnr.
V3082
Meest recente aanpassing
| Eigenaar
media-bestand
Molen 12054 De Hoogmoed / De Hoogmoet (Dordrecht)
1537, Collectie Hingman inv.nr. 1890B. Links Het Raephout, rechts De Hoogmoed

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
aan de Vest, tegenover Bagijnhof
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 105510, Y: 425035
N: 51.81174, O: 4.66954

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
eigendomshistorie

Eigenaren: 
1543 Cornelis Jacobsz 
1558 Cornelis Joostszoon ½, Aert Meussen (Bartholomeus) ½ 
1562 Lenert Cornelisz. ½ 
1590-1591 Lucas Meeusz., Pieter Cornelisz., Laurens Jansz. Vrient 
<1599 Cornelis Pietersz, schoonzoon Mels Joosten, Reijer Cornelisz, Cornelis Cornelisz., Bastiaen Joosten, Cornelis Cornelisz Wor, getrouwd met Stijntken Jansdr., Rochus Lenaerts samen ½ 
<1599 Aelken Wouters wed. Lenaert Herberts ½ 
1599 Pieter Aertsz. ½ 
1599-1606 Jacob Cortiaenszn. (Corszn.) ½ 
<1606 Jan Pietersz. ½ 
1606 Jacob Corstiaenszn. gehele molen 
1608-1638 Michiel Jacobsz. Cotermans 
1638-1639 Geerit Rutten de Ridder gehele molen 
<1640 Geerit Rutte de Ridder ½ , Erfgenamen van Michiel Cotermans ½ 
1640 Geerit Rutte de Ridder ½, Henrick Gerritsz. van Bosch ½ 
1642-1645 Geerit Rutte de Ridder ½, Hillebrant Geeritsz. Schagen ½

geschiedenis

De vroegst bekende vermelding van een windmolen in Dordrecht betreft er gelijk twee:

In 1307 sluit Daniel, Heer van der Merwede, een overeenkomst met de Stad Dordrecht waarbij een deel van zijn leen Heer Daniels ambacht overgaat naar Dordrecht, ter uitbreiding van de stad. Oorspronkelijk lag Dordrecht ten westen van de Voorstraatshaven en Heer Daniels ambacht ten oosten. Het deel van Heer Daniels ambacht dat naar de stad overging was de Nieuwkerk met omgeving, het huidige oostelijke deel van de Dordtse binnenstad.

De exacte grens tussen Dordrecht en Heer Daniels ambacht voor de overdracht is niet bekend en mogelijk ook nooit vastgelegd [Geschiedenis van Dordrecht tot 1572. Jan van Herwaarden c.s., 1996], maar in de akte van 10 juli 1307 werd een duidelijke nieuwe grens afgesproken: totter wterster moelen toe opten dyck, ende totter wterster moelen toe, an den middelwech staende [Groot Charterboek, Frans van Mieris, 1754]. Dat de eerste molen op een dijk staat en dat beide 'uiterste' molens als grensmarkering worden gebruikt, maakt het waarschijnlijk dat het in beide gevallen windmolens betreft. Helaas worden beide molens niet met naam genoemd, is onbekend waar de Middelwech in Dordrecht liep en is ook niet bekend welke dijk het betreft. Kaartmateriaal uit die periode is niet bekend, pas in 1545 werd door Jacob van Deventer de eerste stadskaart van Dordrecht vervaardigd, met daarop De Hoogmoed.

De Middelwech betreft waarschijnlijk de huidige Vriesestraat. Vanuit het middeleeuwse Dordrecht waren er slechts drie uitvalswegen: aan de uiteinden van de Voorstraat (in het noordoosten via de Torenstraat / Noordendijk en in het zuidwesten via de Vuilpoort bij de Grote Kerk) en globaal in het midden van de Voorstraat, via de Vriesestraat en de Vriesepoort. Het is dan niet onwaarschijnlijk dat de Vriesestraat in oorsprong de Middelwech werd genoemd en dan ook oorspronkelijk de zuidwestelijke begrenzing was van Heer Daniels ambacht. De Vriesestraat is vernoemd naar Heinric Vriese, schepen van Dordrecht rond 1285 en later burgemeester. Goed mogelijk dat de oorspronkelijke straatnaam Heer Heinric Vriesenstraat nog niet gebruikt werd in een akte uit 1307.

Het is aannemelijk dat één van beide molens uit de akte De Hoogmoed betreft: een eerste uitbreiding van de stad naar het oosten eind 13e eeuw werd waarschijnlijk begrensd door de stadsgracht die liep van het Bagijnhof via de huidige Lenghenstraat, Lindengracht, Museumstraat, Schoolstraat en langs de oostzijde van het Nieuwkerksplein naar de Riedijkshaven [De oudste stad van Holland, Henk ’t Jong, 2020]. Een tweede, smallere, uitbreiding naar het oosten werd begrensd door de huidige Vest / Spuihaven tussen Vriesebrug en Riedijkshaven. Eén van beide grenzen zal de nieuwe oostelijke grens van de stad geworden zijn, genoemd in de akte. Aan de uiteinden van die grens hebben twee molens gestaan waarvan de vroegste geschiedenis in nevelen is gehuld: In het noorden de voorganger van De Beer, Tenbruggencatenummer 12044 op de punt van de dijk langs de Merwede tegenover de (latere) Riedijkspoort en in het zuiden De Hoogmoed, nabij het Bagijnhof. Hoewel hier ook Het Raephout stond, is gezien de opmerking van Matthijs Balen (zie hieronder) De Hoogmoed waarschijnlijk toch de oudere van de twee. Ook is De Hoogmoed regelmatig als markering gebruikt voor andere grensbepalingen.

De Hoogmoed zou dan aan de Middelwech gestaan moeten hebben. Globaal stond de molen ook inderdaad nabij het uiteinde van de Vriesestraat bij de Vriesepoort, maarop kaartmateriaal feitelijk dichter bij het uiteinde van het Bagijnhof. Maar ten eerste bestond die weg destijds misschien nog niet en ten tweede is het logischer om de Middelwech als grensweg aan te halen met de molen erachter als kruisende zichtlijn voor de grensbepaling er dwars op. Uiteraard is het ook nog mogelijk dat de molen tussen 1307 en 1545 een stukje verplaatst is bij de latere aanleg van de stadswallen voor betere windvang.

Matthijs Balen schrijft in zijn 'Beschryving der Stad Dordrecht' (1676), boek 1, hoofdstuk 1, blz. 3: De Oude-Maas heeft voor den inbreuk 's jaars 1421 geloopen 1090 roeden Zuydwaarts van de Stadts-veste, gemeten uyt den muur aan den Ouden molen [genoemd Hoogmoed] after 't Beggijn Hof [nu buyten de Stad staende] ....

C.J.P. Lips [Wandelingen door Oud-Dordrecht, 1974] haalt een akte aan uit 1438 waarin 'De Hoogemoet' stond 'after an die muere bij den beghinen' (bij de stadsmuur bij het begijnenklooster). In dat jaar wordt namelijk in het klepboek gewaarschuwd om kinderen en beesten 'uuten vloghelen van den molen' te houden, want ze zouden geen schadevergoeding ontvangen omdat de molen behoorlijk omheind was.

Op een (kopie van een) kaart uit 1537 worden beide standerdmolens (Hoogmoed en Raaphout) in de zuidoostelijke hoek van Dordrecht weergegeven (www.gahetna.nl, Kaartcollectie Binnenland Hingman, collectie Hingman, inventarisnummer 1890B). Omdat het een kopie betreft, is niet helemaal zeker of de molen ook op het origineel stond. Op het panorama dat Anthonis van den Wijngaerde in 1544 of 1545 van Dordrecht vervaardigde, heeft hij ook beide molens afgebeeld.

Onderstaande gegevens zijn grotendeels ontleend aan 'Draaiende wieken, stappende paarden Molens op het Eiland van Dordrecht', C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.



In 1543 verklaarde de molenaar Cornelis Jacobsz. een lening afgesloten te hebben voor de aankoop van zijn ‘windtmoelen genompt Hoegemoet staende achter an der stede Veste’.

In het kohier van de 10e penning staan in 1558 Cornelis Joostszoon en Aert Meussen (Bartholomeus) vermeld als eigenaren. Aert verkocht zijn molenhelft in 1562 aan Lenert Cornelisz.

Eén molenhelft werd door een groep eigenaren in 1599 verkocht aan de molenaar Jacob Corsz. (ook: Corstiaensz). Aelken Wouters, weduwe Lenaert Herberts, verkocht in 1599 de andere helft aan de molenaar Pieter Aertsz.

In 1606 was het Jan Pietersz. (zoon van Pieter Aertsz.?) die de andere helft van ‘De Hoogemoet’ verkocht aan Jacob Corstiaensz. die daarmee de hele molen in eigendom had. Na twee jaar verkocht Jacob de molen aan de brouwer Michiel Jacobsz. Cotermans.

In 1638 verkocht Cotermans de molen aan Geerit Rutten de Ridder, onder voorwaarde dat deze de verhuring van de molen tot mei 1639 zou handhaven. Mogelijk was de huurder de molenaar Pieter Vijve, die het in die tijd regelmatig aan de stok had met de opziener van de impost op het gemaal.

Eind 1639 wilde Geerit de helft van de molen verkopen aan Hendrick Geeritsz. alias ‘baes Hendrick’, maar de dood van Cotermans (aan wie Geerit nog nagenoeg het hele aankoopbedrag schuldig was) haalde letterlijk een streep door het koopcontract. Uiteindelijk werd die helft van de molen niet door Geerit maar door de erfgenamen van Cotermans verkocht aan Hendrick.

Hendrick verkocht zijn molenhelft 2 jaar later aan Hillebrant Gerritsz Schagen. Hillebrant was een zwager van Geerit. Samen waren zij de eigenaren van de molen. De beide molenaars kregen in 1645 toestemming om hun molen aan ‘de Veste ontrent het Leprooshuys deser stede’ te mogen verplaatsen. De Hoogmoet werd net buiten de Vriesepoort aan de overkant van zijn vroegere plaats weer opgebouwd.