Molen Oliemolen Op de Born / Molen van Weustenraad (olie), Maastricht

Maastricht, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Oliemolen Op de Born / Molen van Weustenraad (olie)
modeltype
Watermolen
functie
grutmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Jeker
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
11065
oude dbnr.
V11323
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Maastricht
plaatsaanduiding
aan het Broek
beek
Jeker
gemeente
Maastricht, Limburg
plaats(en) voorheen
Sint Pieter
streek
Zuid-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Sint Pieter A (1) 45 Jan Theodor Weustenraad, rentenier
geo positie
X: 175805, Y: 316949
N: 50.84201, O: 5.68256

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1823 verbrand en herbouwd 1842 afgebroken
geschiedenis
In 1587 wordt als eigenaar genoemd Pieter van Bunde, die ook eigenaar was van de stroomopwaarts gelegen molen die zijn naam droeg. De molen vormde een complex met ondermeer ook de korenmolen (Tenbruggencatenummer 12625).

Tegen 1819 was Jan Theodor Weustenraad de eigenaar van het hele complex. In de nacht van 4 op 5 juli 1823 verbrandden de molens, de schade bedroeg ƒ 9522,43. Weustenraad kreeg toestemming voor herbouw, met kanttekening dat ze gesloopt moesten worden indien het Dep. van Oorlog dat opdroeg.

In 1837 verzocht Weustenraad om een voorschot van ƒ 25.000 omdat zijn molen tijdens de Belgische opstand werd vernield en van zijn voorraden beroofd.

Vanwege onteigening en afbraak ten nutte van de Vesting Maastricht werden de molens in 1838 getaxeerd op ƒ 16.200. Weustenraad taxeerde het complex zelf op ƒ 51.000: twee molenraderen, oliemolen, roggemolen, twee tarwemolens, een meelbuidel, een volmolen, een pelmolen, een runmolen en een rundroging, een boekweitmolen en een boekweitesden (zeef en afscheider). Per 13 november 1838 gingen de molens over naar de Staat der Nederlanden. Na een heleboel gesteggel over de waarde, volgde in 1842 de onteigening en afbraak van de molens.

Bronnen:
- Bussel P. v. "De M's van Lb", 1991 p. 126.
- "Maastricht, onbekende molenstad", Bert Lejeune, ca. 1994.
-----

De drie molens waren eigendom van fabrikant Johan Theodoor Weustenraad, de eerste sinds 1807 en de beide andere sinds 1819. Ze bestonden uit een graanmolen met twee koppel stenen en een boekweitmolen met één koppel stenen en een aangebouwd mechaniek voor het vollen van zeemleer, dat voor Limburg een tamelijk unieke bezigheid was (de laatste volmolen in Maastricht was rond 1800 opgeruimd, waarschijnlijk omdat ze erbarmelijk stonken). De derde molen had zeer divers gemalen en bestond uit een graan- en runmolen, twee pelmolens en een oliemolen, die ná 1823 stillagen. In dat jaar namelijk had een brand de graanmolen (nr.44 op het minuutplan) volledig verwoest. Weustenraad kreeg de schade vergoed via zijn verzekering. Hij kreeg ook het recht om te herbouwen, met dien verstande dat het garnizoen hem aanzegde dat alle gebouwen voor zijn eigen rekening en zonder schadevergoeding neergehaald moesten worden als de garnizoenscommandant hem dat beval. Daarop zag Weustenraad af van herbouw.
Ook de molens van Weustenraad hadden elk een rad. Door de brand in 1823 viel de taxatie hier lager uit: ƒ 9500 plus de waterwerken van ƒ 6000, hetzelfde als voor de molens aan de overkant. Ook Weustenraad had zijn molens verpacht.
De molens onder de muur van Maastricht moesten in 1838 verdwijnen voor de dreigende belegering van Maastricht door de Belgen. Dat was om een vrij schootsveld te krijgen en eventuele schuilplaatsen weg te nemen. In 1839 werd de onteigening van kracht; de erven Schrammen verkochten hun bezittingen op 14 maart 1839 aan de Staat. Weustenraad droeg de molens wel over aan de Staat, maar procedeerde tot 1843 over de hoogte van de schadevergoeding.
De Staat droeg de molens en gebouwen over aan het Departement van Oorlog en die weer aan het Ammortisatie Syndicaat. De belegering volgde inderdaad in 1839 en werd opgeheven op 1 juli 1839. Toen stonden er nog steeds vier molens met alle gebouwen. Ze zijn toen alsnog afgebroken.
Theo Bakker, 22 mei 2012.