Molen De Rietvink, Eindhoven

Eindhoven, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
De Rietvink
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
10204
oude dbnr.
V2532
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 10204 De Rietvink (Eindhoven)
Detail van onderstaand briefhoofd

locatie

plaats
Eindhoven
plaatsaanduiding
Kanaaldijk
gemeente
Eindhoven, Noord-Brabant
plaats(en) voorheen
Stratum
streek
De Kempen
geo positie
X: 162100, Y: 383200
N: 51.43786, O: 5.48932

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
overgebracht
verdwenen
afgebroken
afkomstig van
geschiedenis
In 1881 werd de zaagmolen van Klein-Tongelre door T.A. van Dijck gekocht en verplaatst naar de Kanaaldijk Noord nabij het havenhoofd. (J. Spoorenberg, Eindhovense molens, in: \'t Gruun Buukske, 1981 nrs. 3 en 4 en 1982 nr. 1, meer in het bijzonder 1982 nr. 1 pagina 20.
Regionaal Historisch centrum Eindhoven (RHCe), Administratief Archief (A.A.) Stratum, inventarisnummer 658, verzoek van Th. A. van Dijck tot het verlenen van een hinderwetvergunning voor een fabriek van machinale houtbewerking met lagedruk stoommachine van 12 pk, benevens een windhoutzaagmolen. Hinderwetvergunning verleend 31 augustus 1882.)
De eerste stoommachine dreef blijkbaar niet de windmolen, maar alleen een schaafmachine aan.
(RHCe, A.A. Stratum, inventarisnummers 1287 en 1288, Patentregisters Stratum. Blijkens het supplement op het tweede kwartaal van het boekjaar 1882/1883 was de stoomketel toen blijkbaar nog niet gereed; het patentregister over het boekjaar 1883/1884 vermeldt bij van Dijck 'een windhoutzaagmolen en een houtschaafmolen door stoom gedreven'.)
Korte tijd later werd het bedrijf aan de Kanaaldijk uitgebreid en kreeg de naam "Eindhovense Stoomhoutzagerij en Timmerfabriek".
In 1892 zou een tweede stoommachine geplaatst worden die expliciet bedoeld was voor de houtzagerij. (RHCe, A.A. Stratum, inventarisnummer 1544: 31 augustus 1892 vergunning verleend aan Van Dijck voor de oprichting van een stoomhoutzagerij; 5 september 1892 nogmaals op naam van Th. van Dijck)
Het moet daar een drukke bedoening zijn geweest want blijkens de aanduiding op de daken van de gebouwen werd tevens hout verhandeld en op het briefhoofd werd nog melding gemaakt van: "Magazijnen van meubelen" en "Fabriek van binnen- en buitenjalousieën". Kort voor de eeuwwisseling werd het bedrijf omgedoopt tot "Houthandel Van Dijck-Stumpers" en weer enkele jaren later stond het bedrijf te boek als "Stoomtimmerfabriek en houthandel De Rietvink".
De Eindhovense Stoomhoutzagerij en Timmerfabriek die toen eigenaar was van de zaagmolen aan de Kanaaldijk, had als briefhoofd een tekening van de houtzagerij.
Het is een heel complex met molen, droogschuren, werkplaats en kantoor.
Hoewel de schoorstenen van de stoommachines roken is de windmolen nog compleet.
Toch zou dat niet lang duren, want op een kwitantie met een tekening vanuit een andere richting, gedateerd in juni 1893, was de molen inmiddels ontdaan van de bovenbouw; de feitelijke windmolen.
Het is mogelijk dat het bovenachtkant en de kap in 1901 gebruikt werden bij de bouw van de ronde stenen molen Luctor et Emergo in Rijkevoort.
De onderdelen die in Rijkevoort te vinden zijn, zouden met de zaagschuur die in Eindhoven was blijven staan een complete molen kunnen vormen, en een aantal kenmerken van de hergebruikte onderdelen van de molen van Rijkevoort wijst op een herkomst uit de omgeving van Rotterdam.
Een bewijs van deze veronderstelling is nog niet gevonden, en het tijdsverschil tussen de gedeeltelijke sloop in Stratum en de bouw in Rijkevoort roept twijfels op.
De resterende zaagschuur van De Rietvink werd vermoedelijk in 1904 gesloopt.

Op 17 december 1910 stelde de gemeente Stratum voor het eerst officieel een aantal straatnamen vast.
Daarbij was toen ook de Rietvinkstraat.
Aan deze straat stond een klein blok arbeiderswoningen tegen het fabrieksterrein, dat daar door Van Dijck was gebouwd.
In 1920 werd de gemeente Stratum met enkele andere door Eindhoven geannexeerd. Het hele straatnamenbestand werd herzien.
De Rietvinkstraat overleefde en werd een onderdeel van de nieuwe vogelbuurt.
In 1967 werd de straatnaam ingetrokken. Het huizenblok was inmiddels gesloopt en de straat aan het verkeer onttrokken. Toen in 1983 elders in de buurt een nieuwe straatnaam nodig was, adviseerde de straatnaamcommissie voor Rietvinkstraat.
Het achtervoegsel was voor een buitenstaander opvallend, want op een enkele uitzondering na worden de vogelnamen steeds gevolgd door 'laan'. de straatnaamcommissie die B & W moest adviseren had echter, op voorstel van gemeentearchivaris Toon van Agt, voor 'straat' gekozen, omdat hij de straat niet naar de vogel, maar naar de oude straat wilde noemen.
En zo leeft de naam van een zeventiende-eeuwse molen in Zwijndrecht vandaag nog steeds in Eindhoven voort.
Zie ook Robbert Verkerk: 'Korenmolen "Luctor et Emergo" te Rijkevoort' in Molinologie 2001 nummer 15, pagina's 31 t/m 49, en Nico Jurgens: 'Overwegingen bij de mogelijke herkomst van de molenonderdelen te Rijkevoort' in hetzelfde tijdschrift, pagina's 50 en 51.
Zie ook bij Klein-Tongelre

Informatie van Nico Jurgens, 22-10-2006

aanvullingen

trivia
Het briefhoofd is van de Eindhovensche Stoomhoutzagerij en Timmerfabriek en Magazijnen van Meubelen van Van Dijck-Stumpers.
Litho van P.W. van de Weijer, Utrecht (RHCe). Met toestemming overgenomen uit Jaarboek Eindhoven 2005/2006, Heemkundige Studiekring Kempenland, 2007. Artikel De Rietvink. Lotgevallen van een zaagmolen, Nico Jurgens.