Molen Meule van Homan, Rolde

Rolde, Drenthe
v

korte karakteristiek

naam
Meule van Homan
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06463 r
oude dbnr.
V6431
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Rolde
plaatsaanduiding
Westzijde van het dorp aan de weg naar Grolloo (wz)
gemeente
Aa en Hunze, Drenthe
streek
Hondsrug
kadastrale aanduiding 1811-1832
Rolde H (1/2) 549 Wed. Johannes Homan, schout, en consorten
geo positie
X: 239106, Y: 556196
N: 52.98618, O: 6.63965

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

In stukken uit de zestiende eeuw vinden we reeds mededelingen over leden van het bekende geslachte Hidding, waaruit blijkt dat zij iets met een molen van doen hadden. Zo was Jan Hiddinck (vm 1546-1559) betrokken bij Etstoel order te Rolde van Paeschen 1559, waarin gesproken wordt over een vermeende verwachting van hem om een molen te zetten: ‘Tusschen Mepschen ende Jan Hiddinck yss gewijst dat Jan sych nyet den rechten genoich verbonden ende verplicht heft den molen te setten, daeromme Jan vrij der saeken ende de Mepschen vellich int verbot.’

In 1601 ging het om een aandeel in het Mullers erf te Rolde. Toen droeg Hylle Hiddingh in erfkoop over “aan den Erbaren Bastiaan Hyddinck minen lieven Broeder men syn drie sohns Wilhelm, Johan ende Henrick Hiddinck, gebroeders, mijn apart goet, so ick in’t Ellersloe gelegen in de Nijlander Marck hebbe met mijn aandeel in Mullers arve te Rolde annexen eygendommen en gerechticheiten” Een geschil tussen Johan Hiddinge als eiser en zijn broer Hendrick als verweerder werd beslist op de Lotting te Rolde van 14 october 1633. Het ging om “vrij gemael op partijen van de meulegenoten” dat Johan had vanwege zijn zwaardere huishouding. Hendrick was van mening dat de 175 daalders, waarvan Johan betaling eiste, wel eens weggestreept mochten worden tegen dat voordeel. Hun gezamelijke eigendom van de molen blijkt ook uit het grondschattingsregister van Rolde voor 1630, waar vermelding gemaakt wordt van “de Meule Johan Hiddinge ende Hinrick Hiddinge competerende gestelt op 3000-0-0” Nader hand is Hinrick alleen eigenaar van de molen die vervolgens terecht is gekomen in de nalatenschap van hem en zijn vrouw Lamme Smeenge. Bij de naar aanleiding daarvan opgemaakte akte van scheiding in 1674 werd bepaald: “de Moele tot Rolde en uitstaende penningen holden de erffgenamen mandelich gelijck oock de mande lasten” In dezelfde akte wordt aan Lucas Hidding toebedeeld:”Nog een goede moelenstander en een roede tot de Moele”.
Wat moeten we hieruit opmaken? Beide voorwerpen zijn niet bepaald reserve onderdelen, die men in voorraad houdt voor het geval er eens iets stuk gaat. Ze moeten restanten zijn van een molen die vooraf ging aan een molen, waarvan bij deze akte wordt vastgesteld, dat hij gemeenschappelijk eigendom van de erfgenamen blijft. Deze voorganger is waarschijnlijk gedeeltelijk afgebrand. Hij zal zeker niet gewoon afgebroken zijn, omdat in dat geval het overblijven van slechts deze twee onderdelen wat merkwaardig is.
Veeleer moeten we – net als in Deurze – denken aan de oorlog, zoals die vooral in de periode 1672-1674 veel schade toebracht. Omdat er in 1674 alweer een molen is, moet de voorganger voordien vernield zijn. We kunnen welhaast voor zeker aannemen dat dit in 1672 is gebeurd. In dat jaar bivakkeerde immers de bisschop van Munster in Amelte, werden vernielingen aangericht in de kerk van Rolde en groeven inwoners van Anderen de dijk (weg) ten oosten van de Rolder en Anderse brug door om een invasie van de vijanden te voorkomen. Uit het feit dat de standerd en de overgebleven roede niet weer bij de herbouw gebruikt zijn kunnen we afleiden dat de nieuwe molen óf een grotere standerdmolen is geworden óf een ander type molen. Zoals hierna zal blijken, is het weer een standerdmolen geworden. Gegevens over de ligging van de molen ontbreken. Een vage aanwijzing kan ontleend worden aan de Boerwillekeur van Rolde, zoals deze in 1809 opnieuw is vastgesteld. In artikel 16 wordt vermeld, dat in het Westerse veld geen plaggen meer mogen worden gestoken of wit keukenzand gegraven voor zover begrensd door de lijn lopende van ‘de steen op hoek van de Hiddingekamp op het oude molenkamp en vandaar op het westeind van de scholte zijn telgen en dan de Deurzer weg langs” Hieruit is in ieder geval op te maken, dat er een oud molengat aan de westzijde van het dorp Rolde lag en waar een molengat is, is meestal ook een molenberg met een molen. Een verdere aanwijzing geeft een van de grondschattingskaarten van 1654. Op dit kaartje zijn buiten de perceelsfiguratie en niet op schaal, een kerk en een molen getekend om het kaartje te kunnen oriënteren. Uitgaande van de kerk en de met de kadastrale minuutplan van 1832 gelokaliseerde percelen kon vervolgens de richting bepaald worden waarin de molen moet worden gezocht: ongeveer westzuidwest van de kerk. Dit stemt goed overeen met de ‘Koornmolen’, die voorkomt op de zogenaamde Franse topografische kaart van 1811-1813. Ook op het kadastrale minuutplan van 1832 komt op dezelfde plaats een molen voor ( perceel H 549), evenals op de kaart van Wereneke van 1841, die overigens uit de kadastrale plannen is samengesteld.

Een verder ondersteuning van de gedachte, dat het om dezelfde molen gaat vinden we in de relatie die er is tussen de eigenaren in 1630, de familie Hidding, en die in 1832, de familie Homan. Beide zijn vooraanstaand Rolder families, die in 1710 verwant zijn geraakt. De genoemde eigenaren van 1630 zijn Jan Hiddinge, ette en gedeputeerde, en zijn broer Hendrik Hiddinge, die eveneens ette is geweest. Hendrik kreeg een zoon, Lucas, die naar Wachtum verhuisde. Uit zijn huwelijk met Gezina Huizing werd op 16 08 1683 een dochter Anna geboren, die op 1 juni 1710 trouwde met Johannes Homan te Vries. Deze Johannes Homan (20.04.1678 – 20.08.1735) was gecommiteerde ten Landsdage en ette van Drenthe van 1720-1735. Anna was zeer vermogend en bracht omvangrijk bezit mee in Rolde, Gees en Wachttum. Na haar overlijden te Vries op 04.10.1755 werden de vaste goederen uit de nalatenschap van Johannes Homan en zijn vrouw Anna Hiddingh in 1756 bij akte van scheiding verdeeld. De Rolder korenmolen ging voor één vierde (waarde 1800-0-0) deel naar hun zuster Margreta Homan, die gehuwd was met J. ten Oever te Assen. Het molenaarshuis ging voor de helft (waarde 500-0-0) naar Harm Jan en Jannes en voor de andere helft naar Margreta.
Opvallend is dat de andere helft van de molen in deze akte niet genoemd wordt. Mogelijk is deze toen weer in de Hidding familie terecht gekomen. Niettemin blijkt deze helft in 1807 weer bij de Homan familie in eigendom te zijn en wel bij een nazaat van Lucas, geboren 20.06.1717, die bij de akte van scheiding in 1756 één van de deelgerechtigden was. Uit het huwelijk van Lucas, schulte van Rolde van 1748-1771, met Aleida Nysingh, werd op 28 11 1760 Johannes geboren. Deze was van 1795 – 1819 achtereenvolgens schulte, maire en schout (burgemeester) van Rolde, hij is het, die in het kohier van vaste goederen van 1807, samen met zijn tante, weduwe van J. Homan te Vries als eigenaar staat vermeld van: “De Koorenmolen en het Huis, Schuur en Hof.” Daaruit volgt dat het één vierde deel, dat de broers Harm Jan en Jannes samen kregen in 1756, nadien geheel in het eigendom is gekomen van Jannes, later Dr. Johannes Homan.
De vraag rijst of er onafgebroken een molen aan het West eind van Rolde heeft gestaan. Die vraag kan redelijk bevestigend worden beantwoordt aan de hand van de continuïteit van de gegevens, die we uit de diverse registers over de molenaars hebben. Noch de familie Hidding, Noch de familie Homan exploiteerden de molen namelijk zelf. Ze verhuurden hem.

Dit overzicht ziet er als volgt uit:

1689: Mr. Albert Muller
1691: d’Muller Mr. Albert
1693: Mr. Albert Muller
1694: Hermen Muller
1695: Hermen Muller
1705:Mr. Harmen Mulder
1731:Jan Mulder
1742: de Mulder
1742: (register nieuw gebouwde huizen enz)
Het Mulder huys nou nieuwe getimmert sijn, dog Homan sussineert dat een gedeelte van Bavingehuys daaraan gekomen soude sijn
1745: (Noutul van De Neie aengetimmerten enz)
Nog een huis voor Homas (Homan) daar de mulder nu in woont, 7 vack, 23 voet wijt
1749: (Nieuw aangetimmerde huisen enz)
De Wed. Homans een huis daar de Mulder woont Lang 7 vack wijt 23 voet. In dit huis is getimmert een olde schuur van 5 vak.
1754: de Mulder.
1764: Jan Jansen Mulder
1774: Jan Jansen Mulder
1784: Zwier Jansen (zoon van Jan Jansen)
1794: Martinus Popken
1800: Martinus Popke, mulder houdende 2 koeien
1804: Martinus Popken

Het blijkt uit de haardstedenregisters dat de molenaar steeds in combinatie met de eigenaar van de molen wordt genoemd. Van 1689 tot 1705 is dat ene ette Hendrick Hiddinge, vanaf 1742 is dat een vast lid van de familie Homan.
Over wat voor molens hebben we het? Op de bekende kaart van Pijnacker van 1634 kom zeventien standerdmolens voor, maar Rolde is daar niet bij. Op 26 februari 1645 werd er echter ten behoeve van een in te voeren grondbelasting een schatting van molens in het gehele land uitgevoerd. Ditmaal is Rolde er wel bij met één molen. De hoogte van de schatting wijkt wezenlijk af van molens in de vergelijkbare dorpen. Er waren toen circa vijftig molens in Drenthe. Zoals blijkt uit een scheidingsakte van 1674 hebben we in de periode daarvoor zeker te maken met een standerdmolen. Een tekening uit ‘oudheidkundige brieven van Joh. Van Lier.” Uit 1760 vormt de eerste afbeelding van molens in Rolde. Het zijn er dan twee, maar niet te zien welk type. Gezien de vrijmoedigheid, waarmee de kerk en toren van Rolde zijn afgebeeld, missen we daar ook niet veel aan. Een kaart van Groningen uit 1837 van I.A. Smit van de Vegt, waarop ook een aanzienlijk deel van Drenthe voorkomt, toont niet alleen de destijds voorkomende molens, maar ook het type. Duidelijk te zien, dat de molen in het Westeinde van Rolde een standerdmolen is. Zoals hiervoor reeds is vermeld kon de juiste plaats van de molen pas vastgesteld worden met behulp van de zogenaamde Franse topografische kaart en het kadastrale minuutplan. “De belastbare opbrengst gebouwd’’voor de grondbelasting stelt ons in staat een indruk te krijgen van de grootte van de molen. Deze is gesteld op f.350,- hetgeen evenveel is als die voor de windkorenmolen (achtkante bovenkruier met stelling) te Assen. De in 1842 opgerichte molen aan de Zuidoost zijde van de brink kreeg een belastbare opbrengst van fl.210,-. Uit deze bedragen blijkt dat de Hiddinge Meule, die inmiddels wel de Homan Meule genoemd zal zijn, een fors bouwwerk geweest moet zijn.
Uit de jaren 1808, 1816, en 1819 dateren een drietal nijverheidsstatistieken. Slechts de Staat der Fabrieken en Trafieken van 1808 biedt gegevens over Rolde, en daarmee over de Homan Meule:
Aantal/Benaming: 1 Koornmolen
Vorige Staat: Allerbest
Tegenwoordige staat: Minder
Middelen ter herstel of: Als de impost op het gemaal aanmoediging er af was.

In 1844 werd Hendrik Ensing, molenaarsknecht te Rolde, eigenaar van de molen met het bijbehorende erf van 81 vierkante meter. In 1845 probeerde hij de molen alweer te verkopen via een advertentie, waarin werd aangeboden: een sedert ettelijke jaren welbeklante korenmolen, alsmede de molenaarsbehuizing en bijbehorende landerijen. Aangenomen kan worden dat de zaken niet meer zo floreerden, want er waren maar liefst twee concurenten bij gekomen. De vol- en schorsmolen aan de zuidwestzijde van de Grote Brink was sinds 1842 ook ingericht als korenmolen, terwijl in dat zelfde jaar aan de Zuidoostzijde van de Brink ook nog eens een nieuwe pelmolen was gesticht. Met zoveel overcapaciteit was er geen droog brood te verdienen. In 1845 volgde dan ook de sloop van de molen.

Hoewel we over de molen op zich weinig kunnen vertellen – te meer er in Rolde geen enkele overlevering over bestaat – bied de uitvoeriger administratie vanaf de Franse tijd, en vooral de kadastrale gegevens, ons echter de gelegenheid om betrouwbaar en gedetailleerd het laatste stukje geschiedenis mee te delen in het hierna volgende chronologische overzicht:

1806: afgegeven patent aan Martinus Popken, molenaar
1811: afgegeven patent voor Martinus Wolters, koornmolenaar voor minder dan 1200 zielen malende (N.B. Wolters heette vroeger Popken)
1826: Martinus Wolters verhuist naar nummer 20
1832: Perceel H 549: groot 81 ca, Koornmolen eig. Wed. J. Homan, Vries en schulte J. Homan, Rolde
1833: akte van verhuur molen door Mr. Joh. Linthorst Homan aan Martinus Wolters voor fl 636,-- per jaar.
1844: perceel H 549 nu op naam van Hendrik Ensing, molenaarsknecht te Rolde (dienstjaar 1845)
1845: sloop molen
1864: Verkoop H 549, eigenaar nu Georg Maynard Tetrode, controleur Assen
1868: Door hermeting verandert perceelnr in R 116, weg, ontginnig heide en aanleg bos (zgn Tetrode bos) waar in O-W richting een zandweg doorheen loopt naar de Rolder- en Deurzermolenkampen Perceel R 116 maakt daarvan deel uit.
1916: door vererving gaar perceel R 116 naar Mr. Cornelis Tetrode, president Arrondisementsrechtbank Assen.
1930: na overlijden van de eigenaar in dec. 1929 koopt de gem. Rolde het bos incl. perc. R116

Bron: De Nieuwe Drentsche Almanak 1992, W. Houtman.
jnjv

aanvullingen

trivia

NB De aangegeven locatie is een schatting naar de kadasterkaart 1811-1832.