Molen Zandkantense molen / Den Kranken Troost, Biezenmortel

Biezenmortel, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
Zandkantense molen / Den Kranken Troost
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06432 a
oude dbnr.
V5554
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Biezenmortel
plaatsaanduiding
3,5 km NO van gemeentehuis Udenhout
gemeente
Tilburg, Noord-Brabant
plaats(en) voorheen
Laar, Zandkant
streek
Meierij van 's-Hertogenbosch
kadastrale aanduiding 1811-1832
Udenhout C (1) 53 De Erve Lambt. Adr. Verhoeven
geo positie
X: 140396, Y: 405610
N: 51.63915, O: 5.17624

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis
De molen zou afkomstig zijn uit Heusden en werd in Zandkant opgericht door Ivo van den Heuvel.
Nico Jurgens, 13 augustus 2007.
------

De Buitenmolen stond aan de oostzijde van Heusden buiten de vestingmuren. In 1651 liet de Grafelijkheid Holland een nieuwe korenmolen plaatsen bij de Herpse poort, waardoor de oude molen vanaf 1652 buiten gebruik kwam. In 1653 werd hij betrokken door het Kleine Garnizoen en het Wachtgarnizoen. Op 28 mei 1654 werd de Buitenmolen openbaar verkocht voor 1400 ponden. Waarschijnlijk kocht Willem Cornelis Huijsmans uit Bezooien de molen, Ivo van den Heuvel nam hem over en verplaatste hem naar de Zandkant onder Udenhout.
Bron: 350 jaar Zandkantse molen in Udenhout, Frans van Iersel (overl. 2007) en Luud de Brouwer, art. in De Kleine Meijerij, 2009-1.

Of de Buitenmolen één van de drie molens op de kaart van Blaeu uit 1649 is, hebben wij nog niet kunnen achterhalen.
Red.
-----

Willem Cornelis Huijsmans verplaatst met steun van zijn zakenpartner de schout/drossaart Ivo van den Heuvel, de molen vanuit Heusden naar Zandkant/Biezenmortel. De molen werd bemalen door schoonzoon Hendrik Jagers. In 1798 wordt de ‘Kranken Troost’ gepacht door zijn nazaat Johannes Franciscus Huijsmans, die in Oostelbeers woont.

Inform. van Ton de Jong, 29-12-2020

-----

Van de Zandkantse molen is helaas geen afbeelding bekend. Doch het betreft een houten (standaard-)korenwindmolen die in grote lijnen op die van Moergestel geleken zal hebben. Tot de verplaatsing van 1885 stond de molen op een perceel dat op de kadasterkaart van 1832 voorkomt als sectie C nummer 53. Op dit perceel staat nu de boerderij van Kees Pijnenburg aan de Oude Bosschebaan 21. In 1885 werd de molen gerestaureerd en verplaatst naar de hoek van de Biezenmortelsestraat/Runsvoort, achter de boerderij van Oerlemans.

De molen in handen van het gemene land

De oudst bekende eigenaar van de molen is het gemene land in de persoon van de rentmeester der domeinen. Deze instelling beheerde na de vrede van Munster in 1648 onder andere de grondcijnsen, die vanouds op onroerende goederen rusten, en de geconfisceerde goederen van de rooms katholieke kerk. Reeds in 1677 wordt de molen door de rentmeester der domeinen verpacht. Wie in dat jaar de molen in pacht heeft heb ik nog niet na kunnen gaan.
Van 1705 tot en met 1713 is Cornelis Stans van Beurden, die tevens de Kreitenmolen bezat, mulder op de Zandkantse molen. Cornelis betaalt een zogenaamde recognitiecijns van zes ponden per jaar voor de Zandkantse molen aan de rentmeester de domeinen. Een recognitiecijns is een cijns die vanouds aan de heer (na 1648 het gemene land in de persoon van de rentmeester der domeinen) betaalt moest worden voor een verkregen octrooi. Het hier bedoelde octrooi is dat van de wind en bestaansgebied van de molen.
Dat er ook onderling concurrentie is tussen de molenaars in het gebied van De Kleine Meijerij blijkt in 1701. In dat jaar protesteert Jonker Philip Jacob van Borssele, in zijn hoedanigheid van rentmeester der domeinen van Brabant, tegen de activiteiten van de molenaar op de Kerkhovense molen te Oisterwijk. Hij constateert namelijk dat "clachten sijn voorgecomen dat den molder van den wintcoornmolen van Carckhoven onder Oisterwijk sich niet ontsiet met sijn kar en peert met bellen Yalomme geheel Udenhout door te rijden en aldaar de graenen van den ingeseetenen op te laeden en alsdan te brengen op sijnen moolen om te breecken en te maelen, en als dan in voegen als voor wederom aen ingesetenen thuijs te brenge 't gene direct is streckende tot ruine van der domeijnen wintcoorenmolen gestaan aan de Santkant onder Udenhout". Als de Oisterwijkse molenaar weer in Udenhout zou komen om graan van de Udenhoutse bevolking op te halen dan zal Philip de bellen, het graan of het gemalen meel in beslag nemen. Om vervolgens het naar het comptoir van de domeinen brengen en voorts een gerechtelijke procedure starten tegen de Oisterwijkse molenaar. De Kerkhovense molen was in die tijd in het bezit van de weduwe van Bartholomeus van Turnhout die hem verhuurde aan Adriaan van Dal. Deze laatste huurde ook nog de Huikelomse molen van jonker Mathijs van Cannart. Bovendien was Van Dal pachter van de houtschat. De pacht van de houtschat hield in dat Adriaan, tegen betaling van de pachtsom aan de rentmeester de domeinen, het vruchtgebruik had het opstaande hout van de gemene gronden in een bepaald gebied te beheren. Blijkbaar stelde deze functie hem in staat een zodanige druk op de boeren uit te oefenen dat die hun graan bij zijn molens brachten. Op 13 februari 1719 verklaren dan ook een aantal inwoners uit Huikelom en Enschot dat "sij wel op ander meulens hun graenen souden laeten maelen, als op die meulen van Ariaen van Dal maer om sijn dreijgementen durfden zij niet op een ander te gaen, want voornoemden van Dal heeft geseght dat hij hen soude becalangeeren (bekeuren) over 't vlaggen van de heij en begaen van straaten en stroomen en zij souden hun graenen liever selfs op den meulen brengen als door den moolenaar laaten af haelen, oock durfden zij soo lange als Van Dal rentmeester blijft met hun graenen niet op een ander gaen". Van Dal laat het hier echter niet bij zitten en hij laat vijfentwintig burgers van gevorderde leeftijd uit Oisterwijk een getuigenis afleggen. Hierin verklaren zij dat de Oisterwijkse mulders al vanouds met paard en bellen niet alleen naar Udenhout maar ook naar Berkel, Enschot en Haaren reden om het graan op te halen. Deze dienst was vooral bedoeld voor de boeren die geen paard en kar hadden of dat niet konden betalen. Wie uiteindelijk in het gelijk gesteld wordt blijkt helaas niet uit de stukken.


De molen in handen van Wouter van Heeswijk

Op 15 november 1726 wordt de molen door de rentmeester verkocht aan Wouter Andries van Heeswijk. Wouter stamde zowel van vaders als van moeders kant uit oude molenaarsgeslachten die een groot aantal van de Midden Brabantse molens bemaalden. Hij was rond 1677 in Hoogeloon geboren als een zoon van Andries Peter van Heeswijk en Cornelia Stans van Beurden de jonge. Andries zal eerst enige tijd de molen van Vught bemalen hebben aangezien zijn zoon Peter op 5 november 1674 in de St. Lambertus kerk van die parochie werd gedoopt. Van 1677 tot 1698 wordt Andries als molenaar op de Hoogeloonse molen genoemd. Wouter is drie maal gehuwd. De eerste maal voor de schepenen en pastoor van Moergestel op 19 februari 1719 met Jenneke van Hees. Zij was op 13 september 1678 in Oisterwijk gedoopt als dochter van Jan Arien van Hees en Maria Claes Marckx en werd begraven te Udenhout op 20 april 1744. In 1719 was Jenneke al weduwe van Peter Laurens Coolen. De tweede echtgenote van Wouter was de uit Helchteren in het land van Luik afkomstige Elisabeth Berben. Met haar trad hij op 23 mei 1745 voor de schepenen van Moergestel in het huwelijk. Elisabeth werd nog geen jaar later op 27 februari 1746 in Moergestel begraven.
Wouters laatste echtgenote was Digna Jan Jansse de Jongh uit Tilburg met wie hij op 25 oktober 1750 voor de schepenen van Oisterwijk trouwde. Digna was toen reeds weduwe van Jan Adriaan Vijge. Wouter heeft een groot aantal Midden-Brabantse molens bemalen.
* In 1725 koopt hij in een faillissement de Esbeekse molen gelegen aan het Spul te Hilvarenbeek.
* Van 1722 tot 1729 wordt hij als mulder van de molen in Oostelbeers genoemd.
* In 1735 huurt hij "een wintmolen gestaan en gelegen onder de dingbanke van Oisterwijck tot Udenhout van ouds genaamt den Crijtenmolen, met woonhuijs, schuur, schop, verkenskooij, saij weijlanden met den hoff groot te samen in 't geheel 18 hond". De pachtsom bedraagt 475 gulden per jaar. Verder zal Wouter de stenen van de koren- en boekwijtmolen, allebei de steenrepen, de binnen en buitenreep voor 250 gulden moeten overnemen. Tenslotte komen de bede, de verponding, de reele lasten, de personele lasten, alle dorps- en landslasten en nog een cijns van 5 gulden per jaar aan Peter Scheffers te 's-Hertogenbosch voor rekening van de huurder. In 1741 wordt het pachtcontract nog eens voor zes jaren verlengt. In dit laatste pachtcontract moet het onderhoud aan de einden, de borsten, kammen en spillen door Wouter gedaan worden waarvoor hij op de huurpenningen mag korten. De verhuurders zijn de gezamenlijke erfgenamen van Jan van der Sterren en zijn echtgenotes Helena van Deursen en Anneke van Riel. Wouter bewoonde in 1735 de Kreitenmolen samen met zijn vrouw Jenneke, de knecht Anthony van den Biggelaer en de twee meiden Adriaantje Witlox en Adriaantje van Heeswijk.
* In 1738 en in 1740 wordt de recognitiecijns van drie ponden voor de Huikelomse watermolen betaalt door Wouter van Heeswijck en Marie de weduwe van Willem van Abelen.
* In 1740 delen Wouter van Heeswijk en Bastiaan Arien van Broeckhoven als man van Helena Jan Meijs de goederen die zij in gemeenschap bezitten. De gedeelde goederen heeft Wouter in 1736 bij koop verkregen van Adriaan en Peter van Iersel en Bastiaan van zijn schoonouders. De goederen die gedeeld worden zijn een perceel akkerland van 6 lopense gelegen aan de Zandkant genaamd de Meulenberg en nog een perceel akkerland van dezelfde grootte. Uit deze percelen moet een cijns van 2 gulden en 10 stuivers in een meerderen cijns van 5 gulden aan de rentmeester der domeinen betaalt worden. Twee jaar later verwerft Wouter van de kinderen van Marcelis Peter Marcelissen en Joanna van de Laer nog een vierde part van de Meulenberg.
Dit stuk van vier lopense is zowel akkerland als heiveld. Bovendien wordt ook nog een vierde part in een perceel van 18 lopense akkerland overgedragen. Uit deze goederen moet een vierde part van 5 gulden aan de rentmeester der domeinen betaald worden.
* in 1745 bemaalde hij de korenwindmolen in de Heuvelacker te Moergestel die hij voor 1/20 in eigendom bezat. In 1746 wordt Wouter van Heeswijk voor de schepenen van Moergestel gedaagd. De aanleggers zijn Willem van Kasteren en zijn dochter Elisabeth. Willem en zijn dochter hebben van mei 1745 tot mei 1746 bij Wouter en zijn huisvrouw als knecht en meid gediend. Het jaarloon van Willem zou bestaan uit:
- 17 gulden.
- een linne kiel.
- en een paar schoenen van 1 gulden en tien stuivers.
Elisabeth zou voor haar diensten betaalt krijgen:
- twee gulden.
- twee hemden.
- vijf ellen grof laken.
- een paar kousen.
- en neusdoek van negen stuivers.
- een paar schoenen.
- een paar sokken.
- en een paar klompen.
Aan het eind van de dienstperiode heeft Willem alleen nog maar zes gulden en een linne kiel gehad en zijn dochter heeft alleen nog maar een paar klompen ontvangen. Willem en zijn dochter hebben nog verschillende beleefde aanmaningen gedaan maar die werden door Wouter en zijn huisvrouw "in de wint geslagen". Tenslotte beslissen de schepenen dat Wouter van Heeswijk verplicht is de rest ook uit te betalen aan zijn knecht en meid.
In 1745 verhuurt Wouter van Heeswijk die dan onder de heerlijkheid van Moergestel woont de Zandkantse molen aan zijn zoon Peter van Heeswijk. Peter heeft de molen dan reeds in gebruik. De pachttermijn is acht jaar en de pachtsom bedraagt 250 gulden per jaar plus alle lands- en dorpslasten. Peter zal bovendien zorg moeten dragen voor het onderhoud aan de molen in het bijzonder aan het gaande werk van de molen zoals de einden, rosten, kammen, staven, rutsel, banden, bouten en scheren. Bovendien moet ook de binnenreep, buitenreep, steenreep en camandel moeten laten vernieuwen, waarvoor hij de eerste vier jaar 2 gulden en 10 stuivers zal mogen korten op de huurpenningen. De verdere slijtage van de stenen komen voor rekening van de verhuurder. Mocht als gevolg van het onderhoud aan de molen deze langer dan acht dagen stil staan dan mag Peter navenant korten op de huurpenningen. Een jaar later doet Wouter ten behoeve van zijn zoon Peter afstand van het vruchtgebruik van de volgende goederen:
* een huis en aangelegen erf met nog twee percelen akkerland samen groot omtrent zeven a acht lopense hetgeen dan bij Wouter bewoont en gebruikt wordt.
* zijn part in de Moergestelse korenwindmolen.
* twee percelen akkerland groot samen 5 lopense gelegen te Berkel.
* en drie lopense weiland gelegen onder Hilvarenbeek aan de Biest.
Als tegenprestatie zal Peter de schulden met de verlopen interest van Wouter uit zijn eerste huwelijk aflossen. Het totaal der schulden bedroeg 1100 gulden.

Peter van Heeswijck mulder op de Zandkantse molen

Op 26 juli 1758 geeft Wouter van Heeswijk al zijn goederen in Udenhout, inclusief de molen, over aan zijn zoon Peter. Peter is op 15 december 1719 te Hilvarenbeek gedoopt als een zoon uit Wouters eerste huwelijk. Hij is op 4 augustus 1797 in Biezenmortel overleden en hij wordt drie dagen later in Udenhout begraven. Hij trouwt voor de eerste keer voor de schepenen van Oisterwijk op 27 november 1740 met Lucia Robben die op 5 juli 1716 in Udenhout was gedoopt. Ze wordt op 25 maart 1747 in dezelfde plaats begraven. Lucia was een dochter van Jan Aart Robben en Jenneke Willem Bergmans. De tweede maal trouwt Peter voor de schepenen van Oisterwijk op 14 mei 1752 met Ardina van Grevenbroeck. Ardina was op 6 maart 1718 in Oisterwijk gedoopt en is op 17 februari 1791 in Udenhout begraven. Ze was een dochter van Heiliger Aart van Grevenbroeck en Maria Aart Robben. Peter laat vier kinderen uit zijn eerste huwelijk te Udenhout dopen. Alleen de eerste twee kinderen zijn in 1810 nog in leven:
1. Cornelis gedoopt op 8 oktober 1741.
2. Joanna, gedoopt op 16 april 1743.
3. Johannes, gedoopt op 16 september 1744 en overleden op 11 november van hetzelfde jaar.
4. Johannes, gedoopt op 14 december 1745.
Uit zijn tweede huwelijk laat hij op 5 oktober 1756 in Udenhout een dochte Helgera dopen. Mogelijk is dit hetzelfde kind dat op 23 oktober 1756 als Mijntje van Heeswijk te Udenhout wordt begraven. In 1790 bemaalde Peter behalve de Zandkantse molen ook de watermolen van Moergestel. In 1791 wil Peter samen met zijn vrouw Ardina een testament maken doch dit testament wordt niet meer gepasseerd omdat "de testatrice buijten staat geraakte en kort daarna is komen te overlijden"(30). In Peters laatste testament van 14 juli 1797 is Peter reeds "enigsints ziekelijk"(31). In dit testament worden de volgende bepalingen opgenomen:
* Peters kleinzoon Lambert Verhoeven zal een prelegaat ontvangen van 2000 gulden die ten laste stond van Franciscus Augustinus van den Bosch, medicine doctor te Dongen;
* de kinderen van zijn dochter Joanna, met name Lambert en Maria Verhoeven ontvangen samen een prelegaat dat bestaat uit 1000 gulden;
* Als Geertrui Koolen als echtgenote van Cornelis van Heeswijk of Adriaan Robbert Koolen als tweede echtgenoot van Johanna van Heeswijk weduwe of weduwnaar zonder kinderen mochten worden dan zullen zij hun leven lang elk jaar 100 gulden uit Peters nalatenschap ontvangen. Als in 1809 Johanna van Heeswijk overlijdt krijgt Adriaan Koolen een jaarlijkse vordering van 100 gulden op de nalatenschap van Peter van Heeswijk. In een akte voor de schepenen van Oisterwijk van 15 juni 1809 ziet hij af van zijn recht omdat hij vreest dat er moeilijkheden zullen ontstaan32. Als in 1797 de inventaris wordt opgemaakt bij Peter van Heeswijk bestaat zijn nalatenschap uit:
* de wind- en korenmolen genaamd Den Kranken Troost met een huis, stal, schuur, schop en aangelegen erf aan de Zandkant.
* een perceel akkerland genaamd de Moolenacker groot 6 lopense.
* 25 lopense akkerland, weiland en heiveld onder Helvoirt.
* een aantal heibodems gelegen in de Hooge Heide te Helvoirt waarvan de grootte onbekend is.
* 5 lopense akkerland onder Berkel.
* 1/20 part in de koren- en windmolen met het huis, stal, schuur en bakhuis en erf van 7 lopense in den Heuvel te Moergestel.
* 4 lopense akkerland in de Heuvelstraat te Moergestel.
* een perceel weiland van 3 lopense onder Hilvarenbeek.
* een huis en stal met daarin een "tapneering, broodbakkerije en andere koopmanschappen die daarin vele jaren met goed succes werden gehouden" aan de kruisstraat (de huidige Kreitenmolenstraat) te Udenhout.
* een huis bestaande uit twee woningen met een schop en hof te Udenhout.
* 21 lopense weiland en heibodem onder Udenhout.
* 3575 gulden aan uitstaande vorderingen.
* 1612 gulden aan contant geld.
* ten huizen van de weduwe de Wijs te 's-Hertogenbosch heeft Peter nog een koffer staan. In deze koffer werd gevonden:
- drie zakken met geld ter waarde van 2806 gulden.
- 80 stukjes vreemd zilver geld.
- een blauwe kiel.
- een paar slaaplakens.
- een katoene vrouwe jak.
Onder de roerende goederen bevonden zich onder andere een paar zilveren schoen- en broeksgespen, een kerkboek met een zilver slot, drie paarden, een kalf, twee koeien, drie hoogkarren twee aardkarren, 6 maalzeilen en 23 billen voor de molen. De kosten ten laste van de nalatenschap bestonden uit 223 gulden voor Peters begrafenis. Tenslotte is nog ongeveer 30 lopense land voornamelijk gelegen te Udenhout gelegateerd aan de armen van Udenhout en Berkel. In afwachting van de uiteindelijke erfdeling die pas ruim 13 jaar later plaats vond werden tussentijds al enige maatregelen genomen. Zo werd op 26 oktober 1797 tussen de twee kinderen van Peter van Heeswijk een accoord gesloten. Hierin werd onder meer afgesproken dat de executeurs van de nalatenschap aan iedere erfgenaam de som van 750 gulden voor de betaling van schulden ten hunnen laste en nog elk 1000 gulden voor onvoorziene gevallen zouden uitkeren. Op 30 november 1797 worden de onroerende goederen uit de nalatenschap publiekelijk verhuurd. De Zandkantse molen die dan omschreven wordt als een zeer schone en gerenommeerde koren- en windmolen genaamd Den Kranken Troost wordt in combinatie met de grote kamer van het molenhuis en nog een stukje hof voor acht jaar verpacht. De pachter is de mulder op de Oisterwijkse molen Ter Nedervonder, Petrus Jospehus Assenberg. Van Assenberg handelde echter in naam van Jacobus Rijcke die mulder was op de Kreitenmolen en op de Huikelomse watermolen. Deze Jacobus Rijcke klaagde in 1790 nog dat Peter van Heeswijk het graan met paard en kar bij de boeren afhaalde en weer afleverde. Hierdoor werd Jacobus gedwongen hetzelfde te doen waarvoor hij drie paarden en molenkarren had moeten aanschaffen en twee knechten in dienst had moeten nemen.
Voordat Jacobus de molen kon bemalen moesten eerst enige reparaties aan de molen gedaan worden. Op 30 december 1797 wordt door de molenmeester Henricus Hebben uit Bokhoven een offerte gemaakt voor de noodzakelijke reparaties.

* de stenen van de voormolen van 16 duim dik 40 gld
* de kuip met de steen en beddding en de toebehoren van de voormolen 173 gld 5 st
* de stenen van de achtermolen 13 5/4 duim dik 40 gld
* de kuip van de achtermolen en de steenrink en bedding met zijn toebehoren 200 gld
* het kamrad 19 gld
* de kammen en staven van de voor- en achtermolen 30 gld
* de schijfloop van de voor en achtermolen samen 34 gld
* de voor- en achtersteenreep samen 17 gld
* de binnen en buitenreep en het vangzeil 14 gld
* twee ijzere balken 20 gld
* het luiwerk met zijn toebehoren 3 gld 10 st
* de kleine en grote handboom 2 gld 5 st
* een grote en kleine vijst 5 gld
* steenhouter met zijn toebehoren 166 gld
* binnen- en buitenborst en de lassen met toebehoren samen 240 gld

In totaal kosten de reparaties _______
1007 gld

(ter vergelijking een dienstmeid verdiende in die tijd ongeveer 40 gulden per jaar)
De uiteindelijke erfdeling van de nalatenschap van Peter van Heeswijk vind pas op 5 juli 1810 voor de schepenen van oisterwijk plaats. In deze erfdeling wordt de nalatenschap gedeeld van Pieter van Heeswijk die voor de helft komt aan Lucia onmondige dochter van wijlen Cornelis Peter van Heeswijk en voor de andere helft aan Lambert de zoon van wijlen Adriaan Verhoeven en mede wijlen Johanna Peter van Heeswijk. Tevens wordt ook de nalatenschap gedeeld van Adriaan Nicolaas Verhoeven en Johanna van Heeswijk, deze nalatenschap valt in zijn geheel toe aan Arnoldus Mutzaarts als man van Maria Adriaan Verhoeven.

Molen Den Kranken Troost bemalen door Lambert Verhoeven

Bij de erfdeling in 1810 komt de Zandkantse molen toe aan Lambert Verhoeven. Lambert was op 19 april 1777 te Udenhout gedoopt en is aldaar op 18 september 1834 overleden. Hij was een zoon van Adriaan Nicolaas Verhoeven die op 28 april 1776 te Oisterwijk met Johanna Peter van Heeswijk trouwde. Nadat Johanna op 6 oktober 1790 weduwe was geworden hertrouwde ze met Adriaan Robbert Koolen. Johanna wordt tenslotte op 28 maart 1809 te Udenhout begraven. Haar zoon Lambert is getrouwd met Adriana Pijnenburg die op 8 januari 1776 te Helvoirt was gedoopt en op 10 februari 1847 te Udenhout is overleden. Ze was een dochter van Reinerus Pijnenburg en Anna Maria Timmermans. Het echtpaar had vijf kinderen die de volwassen leeftijd bereikten:
1. Johanna Maria, geboren op 28 september 1812 te Udenhout en getrouwd met Martinus van Hulten
2. Henrica, geboren op 1 juni 1815 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 27 mei 1880.
3. Adriaan, geboren op 3 november 1818 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 3 januari 1898.
4. Hendricus, geboren op 8 december 1820 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 16 februari 1883.
5. Petronella, geboren op 21 november 1823 te Udenhout en aldaar ongehuwd overleden op 5 oktober 1874.
In 1873 wordt eerst een boedelbeschrijving gemaakt van de nalatenschap van Lambert Verhoeven en Adriana Pijnenburg waarna de erfdeling volgt. In deze erfdeling komt de molen toe aan Adriaan, Hendrik,Petronella en Hendrica Verhoeven. De twee eerstgenoemden zijn molenaar van beroep en de laatste twee beiden landbouweresse. Enige dagen na de erfdeling sluiten bovengenoemde personen een hypotheek af van 900 gulden met als onderpand de windkorenmolen met erf aan de Zandkant op het perceel C 53 groot 16 are en 80 centiare, het oostelijk deel van een perceel bouwland C 73 groot 16 are en 80 centiare, en een in aanbouw zijnd woonhuis. De hypotheeknemer is de Udenhoutse leerlooier Wilhelmus van den Bosch. Zes jaar later sluiten Adriaan, Hendrik, Hendrica Verhoeven en de kinderen van Martinus van Hulten en Johanna Maria Verhoeven als erfgenamen van Petronella Verhoeven een tweede hypotheek van 700 gulden op de molen af. Ook hier is Wilhelmus van den Bosch de hypotheeknemer. Op 20 januari 1882 wordt de molen, het molenhuis en enige percelen bouwland door Adriaan, Hendrik Verhoeven en de erfgenamen van Henrica en Petronella Verhoeven verkocht aan Christiaan Hendriks. De koopsom bedraagt 3750 gulden. Adriaan en Hendrik Verhoeven reserveren gedurende hun verdere leven het vruchtgebruik van de kamer en opkamer rechts, de zolder erboven, het erf erlangs, het gebruik van de welput en het gebruik van het perceel bouwland C 308. Bovendien houden ze ook de staande ijzeren vuurplaat in het huis en het hout op het perceel bouwland onder Helvoirt voor zichzelf. Aan het perceel C 53 waarop de molen staat is een erfdienstbaarheid verbonden ten laste van de percelen C 50,51 en 52 om daarop geen bomen te planten op een afstand van 12 meter van de grensscheiding46a. Het perceel C 53 is echter ook belast met een erfdienstbaarheid van weg ten laste van het perceel C 59.

Christiaan Hendriks als molenaar van Den Kranken Troost

De nieuwe eigenaar van de Zandkantse molen is Christiaan Hendriks. Hij was op 2 maart 1852 te Huikelom geboren als zoon van de landbouwer Jan Hendriks en Cornelia Denissen47. Christiaan is op 14 juli 1889 in Biezenmortel overleden. Hij trouwt op 27 april 1885 te Udenhout met Johanna van Iersel. Zij is op 15 december 1862 in Udenhout geboren en overleden in Biezenmortel op 25 september 1930. Ze was een dochter van Martinus van Iersel en Johanna Verhoeven. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren:
1. Johanna Cornelia, geboren op 23 maart 1886 te Udenhout en op hoge leeftijd te Oerle overleden.
2. Johanna Maria, geboren op 18 februari 1888 te Udenhout en overleden op 17 september 1954 als zuster Maria Christina van de orde van de H. Franciscus van Assisie.
3. Adriana, geboren op 6 juni 1887 te Udenhout en aldaar overleden op 19 mei 1888.
Christiaan laat in 1885 de molen verplaatsen van de Zandkant naar een perceel op de hoek van de Biezenmortelsestraat/Gijzelsestraat (buurtschap Laar).

aanvullingen

trivia
De Udenhoutse molens

Wanneer in 1790 een onderzoek wordt gedaan naar het maalloon van de molenaars in Brabant blijkt dat er in het kwartier van Oisterwijk
11 korenwindmolens en 15 waterkorenmolens staan.
Zo telde Udenhout vroeger een drietal windmolens:
* de windmolen Den Kranken Troost aan de Zandkant.
* de reeds in 1348 vermelde Kreitenmolen.
* en de in 1876 gestichte molen aan de Molenstraat.
De Zandkantse molen is enige jaren na de verplaatsing van de Zandkant naar de hoek van de Biezenmortelsestraat/Runsvoort vervangen door een machinale maalderij. De Kreitenmolen onderging eenzelfde lot, ook deze molen werd enige tijd na de verplaatsing vervangen door een moderne maalderij. Van de molen aan de Molenstraat rest thans enkel nog een zogenaamde "peperbus".