- trivia
- Een staande Schepradmolen, de Binnenwegsche Molen genaamd, en by de Helvoetersbrugge aan het einde der Droogmaakery van Bleiswyk geplaatst.
Dezelve is van de grootste soort, hebbende eene Vlugt van 88 Rhynlandsche voeten.
Het Bovenwiel daar in heeft 68 Kammen, en de Boven-Schyfloop 37 Staaven;
Het Onderwiel, groot zynde 16 voeten 5 duimen Diameter, is voorzien met 99 Kammen , en de
Onder-Schyfloop met 28 Staaven.
De Diameter van het staande Scheprad is groot 19 voeten 9 duimen,
de breedte der Schoppen van onderen 18 duimen, en op 6 voeten van onderen 21 1/3; duimen , derzelver getal 28,
Het Scheprad was gesteld op 3 voeten 6 duimen, of 42 duimen diepte, beneden het Peil van het Achterwater, en
de Opmaaling van den Molen was van Peil tot Peil gesteld op 4 voeten 4 duimen of 52 duimen.
Verhandeling over de proportien tusschen de vermogens der gewoone watermolens werkende met een staand scheprad en der nieuwlings door de heeren gebroeders Eckhardt uitgevondene hellende schepradmolens etc.etc. door Benardes Joannes Douwes
Informatie van Jan Hoek, 27 aug.2019
-----
De uitgeveende Binnenwegsepolder onder Zegwaard werd in 1701 door de stad Rotterdam overgenomen en niet lang daarna drooggemaakt. Hiertoe had men rechtstreeks op de Rotte kunnen uitwateren, maar omdat de uitwatering van de Rotte op de Maas vaak gestremd was, werd een andere tactiek gevolgd. Met het bestuur van de uitgeveende Klappolder werd overeengekomen dat de droogmakerij met twee gangen schepradmolens, drie hoog, in deze plas mocht uitwateren. Om dit water weer in de Rotte te krijgen moest Rotterdam in de Klappolder drie bovenmolens bouwen. Als de Rotte aan peil was moesten alle molens die er op uitsloegen stil worden gezet. De bemaling van de Binnenwegsepolder kon dan meestal gewoon doorgaan omdat er in de plas veel water geborgen kon worden. Als er weer op de Rotte uitgemalen mocht worden kon de achterstand met de drie bovenmolens en de Klapmolen weer snel worden ingehaald.
De uitgeveende plassen rond Bleiswijk werden door afslag steeds groter en gingen steeds meer een bedreiging vormen voor de wegen en woningen in dit gebied. De Ambachten van Bleiswijk, Hillegersberg en Rotteban verkregen octrooi van de Staten om deze plassen droog te maken, maar kregen dit financieel op geen enkele manier rond. Na aandrang van Rotterdam besloten de Staten van Holland toen om de plassen zelf droog te maken. Ook de Klappolder zou in de droogmaking worden betrokken. Rond de polder zou een ringvaart komen met hetzelfde peil als de oude plas. De twee gangen van de Binnenwegsepolder konden daarna gewoon in deze ringvaart uitmalen. Bovenmolen 2 en 3 konden daarna gewoon het water vanuit de ringvaart in de Rotte malen, maar voor bovenmolen 1 ontstond er een probleem, want die stond met de Klapmolen aan de Snelle, de vaarverbinding tussen Bleiswijk en de Rotte. Het was de bedoeling om de Snelle bij de Rotte af te dammen en gemeen te leggen met de ringvaart. Naast de afsluitdijk is toen het nog steeds bestaande Bleiswijkse verlaat gemaakt. De Klapmolen zou toch worden afgebroken en bovenmolen 1 is toen op kosten van de Bleiswijkse droogmakerij in 1772 verplaatst naar de Rottekade, ongeveer 400 m ten zuiden van de Hollevoeterbrug. Het werd toen een voor de droogmakerij en Binnenwegsepolder een gezamenlijke molen. Alle rekeningen voor de molen zijn zodoende bewaard, want die moesten steeds voor de helft door iedere polder worden betaald. Voor beide polders bleef/werd het molen nummer 1. In de uitgeveende plassen kon men tot nu toe ook veel water bufferen, maar met de droogmaking zou dat voordeel vervallen. Om hier in te voorzien werd er bij Rotterdam een hoge boezem aangelegd waar 8 boezemmolens het water van de Rotte voortaan in zouden malen.
Aanvankelijk was besloten om in de Bleiswijkse Droogmakerij molens met hellend scheprad toe te passen. De bovenmolen van de meest noordelijke en zuidelijke gang zouden daarbij worden beproefd tegen een molen met gewoon scheprad. De verplaatste molen is zo vrij beroemd geworden als proefmolen nummer 1 met gewoon scheprad, die het tegen molen nummer 2 (A1) met hellend scheprad moest opnemen. De nieuwe molens hadden echter nogal wat kinderziekten, die op zich niet veel met het principe van een hellend scheprad hadden te maken. De eerste proeven werden toen als mislukt beschouwd en de uitvinder Eckhardt werd toen in de gelegenheid gesteld om verbeteringen aan te brengen. Omdat molen nummer 1 kleiner was dan nummer 2 werd toen tevens deze molen zodanig gerezen dat beide molens even groot werden. Ook het gewone scheprad van molen 1 werd toen volgens een nieuw ontwerp gemaakt. Molen nummer 1 werd hierdoor zodanig verbeterd dat hij het maar iets minder deed dan molen 2. Als de schepraderen diep in het water stonden deed molen 1 het zelfs beter. Daarop werd besloten om de nog te bouwen molens van gewone schepraderen te voorzien. Niet alleen konden de ondermolens door langdurige windstilte diep in het water komen te staan, maar was het vergroten van de tasting bij een gewone molen veel eenvoudiger te realiseren dan met een hellend schepradmolen. Vooral in nieuwe droogmakerijen kan de grond soms snel inklinken en zijn peilverlagingen en vergroting van de tasting daarom eerder gewenst.
De Bleiswijkse droogmakerij schakelde in 1914 over op elektrische bemaling en de Binnenwegsepolder werd toen voor 100% eigenaar van molen nummer 1, die tot 1923 op windkracht bleef werken. In dat jaar schakelde de polder over op dieselbemaling. Hiertoe werd nabij molen nummer 7 een dieselgemaal gebouwd met een vermogen van 100 pk en een capaciteit van 80 m3/min. Dit gemaal bracht het polderwater in de ringvaart. Op de voet van molen nummer 1 werd een gemaal en machinistenwoning opgetrokken. Dit gemaal bracht het water van het ondergemaal weer in de Rotte en had een vermogen van 50 pk en eveneens een capaciteit van 80 m3/min. Het gemaal is uitgerust met een zogenaamde Woodpomp of schroefpomp, toen nog een nieuwigheid. De pomp wordt rechtstreeks aangedreven door een verbeterde Werkspoor A-frame dieselmotor. In de Tweede Wereldoorlog had de bezetter alle dieselolie nodig en werd de polder verplicht om elektrisch te gaan malen. Een elektromotor dreef toen via een riem het vliegwiel van de dieselmotor aan. De drijfstang van de motor werd toen uitgenomen. In 1949 kreeg de polder een nieuw gemaal aan de Rotte dat zonder tussenkomst van de ringvaart de polder kon bemalen. Het bovengemaal werd toen nog af en toe gebruikt om de ringvaart in de zomer door te spoelen, maar thans is daarvoor een andere voorziening getroffen. Het gemaal is toen verkocht aan een particulier, die gelukkig oog heeft voor de nog complete inrichting. Naast zeldzame dieselmotor en pomp is het gemaal voorzien van luchtflessen, luchtpomp, gereedschap en antieke EHBO-doos.
Naast het gemaal staat nog de oude molenschuur uit de bouwtijd van de molen.
Tekst: Jan Hofstra, 29 juni 2021
-----
*Beschrijving van de bovenste foto:
de molens v.l.n.r.
Molen nr 1 van de Binnenwegsepolder te Bleiswijk,
Molen A-1 van de Bleisw. Droogmakerij,