Molen Overaetsveldsche polder, De Geldzak, Weesp

Weesp, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Overaetsveldsche polder, De Geldzak
modeltype
Onbekende windmolen
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01049 f
oude dbnr.
V6896
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Weesp
plaatsaanduiding
Aan de noordelijke ringdijk
gemeente
Amsterdam, Noord-Holland
plaats(en) voorheen
Weesperkarspel
streek
Amstelland
kadastrale aanduiding 1811-1832
Weespercarspel D (1) 64 Overaartsche Polder
geo positie
X: 130278, Y: 479553
N: 52.30339, O: 5.02475

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting

Scheprad 5,75 m, 48 cm breed

vlucht
27 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
/ 1652
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

In 1651 werd door Ridderschap, Edelen en Steden van Holland en West-Friesland toestemming verleend aan de ingelanden van de Overaetveldsche polder, Gein en Nigtevecht een achtkante watermolen te bouwen op het Gasthuisland van de stad Weesp en uitslaand op het Smalweesp. De molen werd neergezet omdat de bestaande wipmolens het land niet meer voldoende droog konden houden. Gerard Bicker, baljuw van Weesp, gaf de molenbrief af op 1 januari 1652.

Bron: Geeske S. Koeman-Poel, 'Weesper molens. Weesp, Wind, Wieken, Werk', Hoogezand, 1982

aanvullingen

toelichting naam

13-10-1936: De Gooi- en Eemlander: nieuws- en advertentieblad

STRIJD OM EEN EEUWENOUD TOLRECHT TUSSCHEN VECHT EN GEIN Wat een openbare velling aan het licht bracht
Terwijl de hinderlijke wegtollen geleidelijk in ons land allerwegen werden opgeruimd, bleef als onaantastbare vesting het tolhek gehandhaafd, dat de Velterslaan — tusschen Vecht en Gein — over de geheele breedte afsluit en dat niet geopend wordt — zelfs niet voor wielrijders — wanneer niet de verschuldigde tolgelden geofferd zijn. Dat dit verkeersobstakel nog altijd kon blijven bestaan, is toe te schrijven aan de omstandigheid, dat men hier te 'doen heeft met een particulier tolrecht, en wel een, dat reeds eeuwen oud is. Echter heeft zich kort geleden een zeer ingewikkelde moeilijkheid voorgedaan, welke de Velterslaan en haar tolhek (of,juister gezegd: haar tolrecht) plaatst in de volle belangstelling van autoriteiten en juristen.

Doordat onlangs de bekende uitspanning „De Vink" in het Gein, in openbare veiling kwam, rees de vraag, of ook de Velterslaan onder de „aanhoorigheden" van het pand dat verkocht zou worden, gerekend kon worden. De Amsterdamsche hypotheekhouder meende, dat de eigenaar van „De Vink" óók eigenaar van genoemde laan zou zijn, omdat hij de rechtmatige bezitter was van het recht van tolheffing op die laan. Niet zoodra waren echter de veilingbiljetten aangeplakt, waarop vermeld stond, dat ook de Velterslaan in veiling kwam, Of de betrokken notaris werd reeds gewaarschuwd, dat het zeer twijfelachtig was, of ook de Velterslaan wel in den verkoop betrokken kon worden.

Tot goed begrip van een en ander dienen wij eenige eeuwen terug te gaan. Het was in het jaar 1691, dat de gemeente-secretaris van Amsterdam, Jeronimus Velters, die een buitenplaats in de gemeente Nigtevecht bezat (vele goed-gesitueerde bewoners van de hoofdstad waren bezitters van buitenplaatsen in de Vechtstreek) het verzoek richtte tot de betrokken polderbesturen, om den weg, welke leidde van den Geindijk naar Nigtevecht (het Merwedekanaal bestond natuurlijk nog niet), welke weg toenmaals nog den naam droeg van Hollandsche Kade, geschikt te mogen maken, „om met paard en karos te bereyden". Anders immers moest de om zijn buitenplaats te bereiken, een omweg over Weesp maken, hetgeen hem te tijdroovend voorkwam.

 

De Hollandsche Kade was aanvankelijk waterkeering, want zij werd den 20sten Augustus 1608 door „vier Gecommitteerden, hoofdingelanden van de polders, Binnen- Aetsveld, Over-Aetsveld, Nigtevecht ende Geijn voor gemeenschappelijke kosten aangelegd, ter beveiliging van hun landerijen tegen het Stigtse water, waarmede deze landen in den winter werden overloopen." De voornoemde polders hadden dus te beslissen over het verzoek van den heer Velters, doch inmiddels waren daar ook bijgekomen de besturen van de Boschlandsche, Rodermolensche en Bagijnenpolders. Met deze polderbesturen nu ging Jeronimus Velters een overeenkomst aan, waarbij hij zich verbond, gedurende het gebruik van de Hollandsche Kade, deze te verbeteren, „zoo in 't hooge als in 't breede", waartegenover aan den heer Velters, of aan zijne erven of rechtverkrijgenden (deze toevoeging was voor de toekomst van groot belang), het recht werd verleend, „om de Hollandsche Kade te mogen bereyden van 't Geijn naar de Vegtdijk en van de Vegtdijk naar het Geijn, zoo lang als hij of zij het zelve zullen gelieven te doen, met het recht, om op beide einden, op zijne kosten hekken te mogen maken." Men ziet hieruit dus, dat er tóen nog geen sprake was van het recht, om tol te mogen heffen. En nog véél minder werd er gesproken van overdracht van de Hollandsche Kade aan dén heer Velters. Echter werd van dat tijdstip af, de laai. verdoopt en sprak men nog uitsluitend meer van „Velterslaan". De ingelanden van den Aetsveldschepolder kregen van den heer Velters een sleutel, om het hek (er is n.l. altijd slechts één hek geplaatst, en wel aan de zijde van het Gein) zelf te kunnen openen. Toen de heer Velters overleed, werd aan diens weduwe het recht verleend, om tol te heffen en den weg voor iederen tolbetaler open te stellen. Opgemerkt zij nog, dat wederom de ingelanden van den Aetsveldschepolder (tot welk waterschap geleidelijk alle landerijen aldaar waren gaan behooren) van het betalen van tolrecht werden vrijgesteld.

 

trivia

Poldermolen van de Aetsveldsche Polder