- modeltype
-
Kantige molen, grondzeiler
- krachtbron
- wind
- functie
- romp
- achtkante bovenkruier
- inrichting
- Scheprad 6 m, 38 cm breed
Later vijzel 1,80 of 1,90 m diam.
- plaats bediening
- grondzeiler
- bediening kruiwerk
- binnenkruier
- plaats kruiwerk
- bovenkruier
- vlucht
- 25 m
- toestand
- verdwenen
- wederopbouw
- herbouwplannen
- geschiedenis
-
Deze molen
De molen was afkomstig van een bovenmolen bij Rustenburg.
Op zijn nieuwe plek diende de molen als bovenmolen van de dubbele driegang, na de vervijzeling dubbele tweegang, aan de Noordervaart.
Bron: "De 52 watermolens van de Schermeer", H. van Zwet, in "Alkmaarse historische reeks" XII, 2004.
De molen werd in juli 1936 gesloopt (*).
De Schermer
In 1544 hadden vele dorpen de plicht om de Huigendijk te onderhouden, behalve Alkmaar waren het:
Broek op Langedijk, Eenigenburg, Harenkarspel, Koedijk, St.-Maarten,(Niedorperkoggen), Noord-Scharwoude, Oudkarspel, Oudorp, Oterleek, St. Pancras, Schagen, Warmenhuizen, Zuid-Scharwoude, de Vroonlanden.
De Huigendijk beschermde de bevolking en daarmee West-Friesland, het lage gebied achter de duinen tot de Zuiderzee.
De Schermeer die achter de Huigendijk lag leek wat op De Biesbosch en had getijden van eb en vloed. Op den duur werd de Schermeer een soort binnenzee. De Huigendijk vormde een verbinding met Alkmaar en Hoorn, Purmerend en de Zaan.
Beroemde namen die herinneren aan de beginperiode van de bepoldering van de Schermeer zijn:Crombout, Oetgens, Van Egmond van de Nijenburgh, Jacot, Van Foreest en natuurlijk Cornelis Tromp, admiraal van de Republiek, dus zeker niet alleen de heer Leegwater, zoals wel vaak genoemd wordt.
Bij de drooglegging van de grote meren in Noord-Holland heeft men op ruime schaal van windmolens gebruikt gemaakt. Zelfs is het zo dat deze droogmaking zonder de molens niet mogelijk geweest zou zijn. De laatste grote droogmakerij was die van de Schermer, die gereed kwam in 1635.
Rond 1631 is men begonnen met het bedijken van de Schermeer. In het noorden werd de oude Huigendijk tussen Oudorp en Rustenburg als ringdijk gebruikt. Daarbuiten lag de ringvaart van de Heerhugowaard, dus geen deel van de Schermerboezem.
De bedijkers van de Schermeer waren verplicht ook de afvoer van het boezemwater naar het noorden en het zuiden in orde te maken. Naar het zuiden werd de Nauernasche Vaart aangelegd, met een sluis en een poldermolen Polder Krommenie, De Pulp, Tenbruggencatenummer 01107 t. Naar het noorden kwam de afvoer pas jaren later tot stand middels de Pettemervaart, het latere Noordhollands Kanaal.
In 1633 werden 36 boven- en middelmolens geplaatst, die vanaf 20 juni 1634 begonnen te malen. De middelmolens waren zo ingericht dat ze na enkele maanden makkelijk van boven- tot middelmolen te verstellen waren. In 1634 werden 16 molens toegevoegd, 12 ondermolens en 4 poldermolens. Daarna werden geen nieuwe molens meer toegevoegd, wel vonden er nog tientallen verschuivingen plaats om de sub-polders van een molen te voorzien en de onderlinge verhouding tussen de trappen te optimaliseren.
De 4745 hectare grote droogmakerij werd verdeeld in 14 polders met elk een eigen molen. Deze sloegen uit op de Noorder- en Zuidervaart, waaruit het water door de ondermolens, de middelmolens en de bovenmolens op de Schermerboezem werd gebracht.
In totaal bleven er tot ca. 1850 52 molens in bedrijf, alle achtkante Noord-Hollandse binnenkruiers. Er werd gebruik gemaakt van viertrapsbemaling.
14 poldermolens (A t/m O)
5+2+5 = 12 ondermolens (C en D en K t/m N, A en B werden rond 1850 afgebroken)
5+2+5 = 12 middenmolens (C en D, P t/mT en 5 t/m 9, C en D zijn al meegeteld bij de ondermolens, ivm dubbele functie
6+2+6 = 14 bovenmolens (E t/m W en 1, 2, 3, 4, 10 en 11)
Totaal dus 52 molens plus poldermolen De Matten
Rond 1850 werd onderzocht in hoeverre de bemaling nog kon worden verbeterd door de schepraderen, die een diameter van 6,0 m en een breedte van 0,38 m hadden, te vervangen door vijzels. In 1863 waren er 21 molens vervijzeld, tegen 1890 allemaal. De ondermolens A en B werden toen afgebroken en naar elders verkocht.
Houten assen en roeden werden vervangen door ijzeren exemplaren. De eerste ijzeren as, fabrikaat Wed. A. Sterkman & Zn., 's-Gravenhage, werd in 1862 gestoken in de admiraalsmolen van de Zuidkust en in 1865 werden de eerste ijzeren Potroeden besteld. Toen de laatste ijzeren roe in 1899 werd gestoken in de molen L waren alle Schermermolens voorzien van ijzeren assen en roeden.
Vanwege het wisselende waterpeil van de ringvaart, was het aantal bovenmolens twee groter dan dat van de middel- en ondermolens. De Schermeer had --en heeft nog-- een binnenboezem bestaande uit de Noordervaart, Zuidervaart, Laanvaart en de ermee verbonden tochtsloten. Die binnenboezem was een bijzonderheid en voor de polder een groot voordeel. De veertien binnenpolders waaruit de Schermeer bestaat, konden dus een tijdlang op die binnenboezem malen als voor de bovenmolens een maalverbod gold. Zoals elders genoemd, kwam dat maalverbod af als de buitenboezem of Schermerboezem, door hoge waterstand, geen polderwater meer kon opnemen.
In 1924 werd het principebesluit genomen om de gehele polder elektrisch te gaan bemalen. Besloten werd om als eerste een proef te nemen door slechts een deel van de polder onder elektrische bemaling te brengen. De afdelingen M, N en O, te zamen groot ca. 940 ha werden hiertoe samengevoegd tot de nieuwe afdeling II en voor de bemaling werd in 1926 aan de ringdijk tussen Schermerhorn en Grootschermer het gemaal Emma gebouwd, dat op 13 december van dat jaar in bedrijf kwam. De drie molens in dit gebied kwamen daardoor buiten bedrijf. In evenredigheid hiermee werd in ieder geval tevens de tweehoog malende gang molens – C, D, E en F – aan de Noordervaart buiten bedrijf gesteld. De nieuwe situatie beviel zo goed dat besloten werd ook het resterende deel van de windbemaling te vervangen en zo ontstond de huidige bemalingssituatie. De ten noorden van de Noordervaart gelegen afdelingen A tot en met F ter grootte van ca. 1950 ha werden samengevoegd tot de nieuwe afdeling I (Romeinse 1), die bemalen werd door het in 1928/29 tussen de bovenmolens G en H gebouwde nieuwe elektrische gemaal Wilhelmina.
De nieuwe afdeling III ter grootte van ca. 1680 ha ontstond door samenvoeging van de afdelingen Boven G-H, I, K, L en De Matten. Voor de bemaling werd in 1928/29 het gemaal Juliana gebouwd. De tocht tussen de Zuidervaart en de molens van 'de zuidkust' werd nu de aanvoertocht naar het gemaal. Nadat hij bij de Zuidervaart was afgedamd kon hij op polderpeil worden gebracht. Op dit punt werd onder de Zuidervaart een grondduiker gelegd, om het water uit de aan de overzijde gelegen afdelingen Boven G-H en I naar het gemaal Juliana te voeren.
Het laagst gelegen deel van de Schermer, de ca. 185 ha grote afdeling Beneden G-H kreeg een eigen bemaling in de vorm van een elektrisch gemaaltje. Het werd gebouwd op de fundering van de voormalige molen en maalt uit op de Zuidervaart. Deze loopt weer via een overstort af op afdeling I, zodat het water uit de afdeling Beneden G-H uiteindelijk door het geniaal Wilhelmina op de Schermerboezem wordt uitgemalen.
De gemalen Wilhelmina en Juliana kwamen voorjaar 1929 in dienst en gelijktijdig hiermee werd de windbemaling buiten gebruik gesteld. In de loop der jaren werden de tot dat moment deels nog bewoonde molens voor afbraak verkocht, om daarna te verdwijnen. De drie molens aan de Noordervaart bij Schermerhorn en de poldermolen O werden aan het eind van de Tweede Wereldoorlog nog maalvaardig gemaakt. Zij wisten toen de afdeling II op peil te houden.
Na de oorlog werd er nog één molen gesloopt, terwijl er ook nog twee door brand verloren gingen. De Voorlopige Monumentraad van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg verleende nog wel op 29 maart 1949 toestemming voor de sloop van Bovenmolen G en Ondermolen K, maar die zijn gespaard gebleven. Voor zover bekend zijn er na 1928 meer Schermermolens verbrand dan in alle drie eeuwen daarvoor. Poldermolen N verbrandde tijdens het slopen in 1930 en molen R ging in vlammen op in 1932. Blikseminslag verwoestte de molens I en 13 in resp. 1957 en 1966.
Van de 52 molens die de Schermer hebben bemalen, bestaan deze 11 molens nog:
- poldermolens D, E, K, M en O
- ondermolens C en D, K en O
- bovenmolens E en G
Bronnen:
- "Schermerland, mensen en molens", J.J. Schilstra, 1971.
- "Molens in Noord-Holland", inventarisatie van het Noordhollands molenbezit, 1981. Tekst van G.H. Keunen.
- Molenkaart van Jan van Egmond, 1979 (Allemolens.nl).
-----
Het grootste gedeelte van de verdwenen molens in de Schermer is in bakkerovens opgestookt in Alkmaar e.o. Dit komt van mijn opa, die was bakker in Alkmaar en Bergen. De meeste bovenassen werden uit gemakzucht naar beneden gemikt, tenzij er een andere bestemming voor was. Oud ijzer is altijd nodig en werd niet geregistreerd.
Ruud van den Aakster.
-