- naam
- Koning William / De Scheet
- modeltype
- Kantige molen, stellingmolen
- functie
- tabakstamper, zaagmolen, poedermolen, verfmolen, oliemolen
- bouwjaar
- verdwenen
- toestand
- verdwenen
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
- Ten Bruggencate-nr.
- 04913 m
- oude dbnr.
- V1748
- Meest recente aanpassing
Molen Koning William / De Scheet, Zaandam-Oost
Zaandam-Oost, Noord-Holland
v
locatie
- plaats
-
Zaandam-Oost
- plaatsaanduiding
- Ten oosten en op enige afstand van de Gouw ten noorden van de Kopermolenstraat
- gemeente
- Zaanstad, Noord-Holland
- streek
- Zaanstreek
- kadastrale aanduiding 1811-1832
- Zaandam C (1) 111 Wed. Hendrik Brat, zonder beroep, en zoonen
- geo positie
-
X: 117322, Y: 495967N: 52.45018, O: 4.83296
constructie
verwijzingen
- allemolens.nl
- Kijk op allemolens.nl voor historische foto's en documenten van deze molen
geschiedenis
- toestand
- verdwenen
- bouwjaar
- verdwenen
-
gesloopt
- geschiedenis
-
De kleine oliemolen “de Koning William” werd gebouwd in het jaar 1690. Op 13 september van dat jaar werd de windbrief uitgereikt aan Jan Klaas Schouten uit Oostzaandam. Op welke dag de bijbehorende verbandbrief werd uitgereikt is niet bekend. Deze verbandbrief werd wel in 1690 uitgereikt, wat als volgt in de boeken werd opgeschreven:”Tabaksmolentje William Recq, staande te Oostzaandam in de Noord; belend ten zuiden Claas Jansz. Klamp en ten noorden Weinningh Albertsz. Bleyker. Erfpacht Fl.1:10:-.” Het bedrag dat aan erfpacht moet worden betaald laat zien dat de Koning William tot de kleinsten in zijn soort behoorde.
Aanvankelijk was de molen ingericht met de dubbelfunctie van tabakstamper en veerzager. Vermoedelijk was de molen uitgerust met een of twee kapperijen, een eest en een cirkelzaag. Hoe een en ander molentechnisch is elkaar heeft gezeten blijft een leuke puzzel. De tabakstamper leverde een halffabrikaat dat in de snuifmolens bewerkt werd tot snuiftabak. Hoe lang de molen precies dit werk is blijven doen is onduidelijk. In 1718 is de inrichting van de molen veranderd en worden er verfstoffen gemalen op de Koning William. Op 4 april van dat jaar werd het volgende huurcontract afgesloten:”4 april 1718: Verhuurt Jan Pieterse Muijser, namens Klaes Dirkse Dekker, aan Cornelis Dekker, alle te Oost Zaandam, een verff off wolkappers moolen (c.a.) genaamt de Kooning William Rex, à Fl.140,- per jaar.” Wat er precies met een wolkappers molen wordt bedoeld blijft onduidelijk. Later verwerkt de molen naast verfstoffen ook pruikenpoeder. Pruikenpoeder werd gemaakt door het vermalen van blokken stijfsel onder kantstenen. Het verkregen poeder werd gebuuld en daarna verkocht. Met het verdwijnen van de pruiken omstreeks de Franse bezetting is ook deze typische tak van molen industrie verdwenen.
Omstreeks het jaar 1743 werd de Koning William verbouwd van verfmolen tot oliemolen. Er werd toen een enkel oliewerk geplaatst in de molen, dit bestond uit een koppel kantstenen, drie of vier stampers en een naslagwerk. Ook werd de molen, op 7 augustus 1743, verzekerd in het olieslagerscontract en wel op naam van Dirk Crelisse Dorregeest, die zich ook wel Dirk Crz. Barkhout liet noemen. Achternamen stonden niet vast in de achttiende eeuw.
Omstreeks 1790 komt het molentje in handen van Albert Cleijndert, die ook actief is met “de Koe”. Zijn zuster of weduwe, Trijntje Cleyndert, verkoopt de Koning William op 23 oktober 1813, voor Fl.548,-, aan Evert Smit uit Koog aan de Zaan. Evert Smit behoorde in zijn tijd tot een van de grotere moleneigenaars en had ruim 12 oliemolens voor hem werken. In 1796 begon Evert Smit olie te slaan met de Westzaandammer oliemolen “de Olievos”, vijf jaar later zegt hij de huur van deze molen op en koopt hij de nabijgelegen oliemolen “de Wind”. In de daarop volgende jaren koopt Evert Smit er een behoorlijk aantal oliemolens bij, zijn onderneming zal uitgroeien tot een van de grotere in de Zaanstreek. Tijdens zijn top bezit Smit ruim 25 oliemolens en een pelmolen, verder is hij burgemeester van Koog aan de Zaan en heeft hij in Suriname plantages.
Smit ziet vermoedelijk niet veel heil in het molentje en verkoopt hem op 29 maart 1814 aan Allert Metzelaar. Wel maakt Smit een leuke winst met deze verkoop, Metzelaar betaalde nl. Fl.1000,- voor de molen.
Ook Metzelaar werkte niet lang met het molentje, hij verkocht hem op 26 augustus 1815 voor Fl.1100,- aan Pieter Boekel, die hem op zijn beurt op 10 december 1816 verkocht aan IJtje Klut, de weduwe van Hendrik Brat. De familie Brat was afkomstig uit Oostzaan, alwaar het belangen bezat in o.a. de stijfselmakerij, de walvisvaart en traankokerijen en de scheepsvaart. Vier jaar eerder had IJtje Klut de Oostzaner poedermolen “de Heining” gekocht. In 1828 overleed de Weduwe Hendrik Brat en werd het bezit verdeeld onder haar drie zonen. Pieter Brat kreeg toen de Koning William toebedeeld. Na zijn overlijden in 1852 komt het molentje in handen van zijn twee zoons, Jacob en Klaas Brat, zij werken onder de firmanaam Pieter Brat & Zonen. De firma Brat laat omstreeks 1860 het oliewerk van de Koning William vergroten tot een dubbel werk. Het plaatsen van een voorslag met vuister en enkele extra stampers zal geen gemakkelijk karwei zijn geweest. In plaats van dat het voorslag en naslag op een rechte lijn in de molen stonden opgesteld, was het voorslag in de Koning William schuin geplaatst i.v.m. de weinige ruimte. Voor dit voorslag was een aparte wentelas aangebracht, die werd aangedreven door de centrale wentelas. Verder werd het achtkant van de molen vergroot. De achtkantstijlen werden aan de bovenzijde met vier voet verlengd. Doordat het achtkant was verhoogd moest ook het wiekenkruis worden aangepast. De molen werd voorzien van een nieuwe ijzeren as en twee nieuwe roeden van de juiste lengte. Toch bleef de Koning William een slechte productie molen, de vergroting van de molen had niet het gewenste resultaat. Bij kleine windjes wilde de molen niet meekomen. In de loop der jaren breidt de firma Brat uit met de aankoop van een stijfselfabriek en in 1871 komt er een oliemolen bij, nl. “de Kaver”. In 1872 gaan de beide broers ieder hun eigen weg en wordt het gezamenlijke bezit verdeeld. Jacob Brat werd de nieuwe eigenaar van de kleine oliemolen, samen met zijn zoon richt hij, te Amsterdam, de firma Jacob Brat & Zoon op. In 1878 overleed Jacob Brat en werd zijn zoon Pieter Brat eigenaar van zijn bezittingen. Pieter Brat overleeft zijn vader niet lang en overlijdt plotseling in 1881. Hierna werd het bezit van de firma J.Brat & Zoon geveild. De stijfselfabriek bleef in familiehanden, de Koning William werd op 7 april 1881 gekocht, voor Fl.2210,-, door de Oostzaner koopman Simon de Ridder. Als omstreeks 1900 de olieslagerij op zijn retour is wordt er in de Koning William een maïsbreker geplaatst voor de productie van veevoeder. Lang heeft de molen dit werk niet gedaan. Omstreeks 1905 wordt het wiekenkruis uit de molen gehaald en komt het definitieve einde in zicht. Niet veel later wordt het molentje gekocht door de Oostzaner slopersfirma de Boer. In oktober 1910 verdwijnt de Koning William voorgoed uit het Zaanse landschap.
Zijn bijnaam “de Scheet”, dankte de molen aan het volgende, het verhaal is afkomstig uit het boek “Zaanse Windmolens” van Pieter Boorsma.
“De geringheid zijner afmetingen bezorgde deze koning de niet welluidende scheldnaam van de Scheet, en daarin kwam zijn minderwaardigheid wel ten volle tot uitdrukking.
Want, dit zij hierbij opgemerkt, met het genoemde woord werd vroeger aangeduid al datgene hetwelk weinig of geen waarde bezat, klein of nietig was. Niet velen namen daar aanstoot aan want allerlei uitdrukkingen, waarin het woord voorkwam, waren algemeen in zwang. Ten opzichte van den molen was het volgende overgeleverde verhaal in omloop. Op een goede dag ~ of, wat den molennaam betreft, eigenlijk kwade dag~ zou een “vreemde” (niet Zaansche) schipper, die aan den molen moest lossen of laden, op zijn tocht daarheen aan iemand gevraagd hebben, welke van de vele molens die hij daar in het Oostzijderveld draaien zag, nu wel de Koning William was. Hij had zich zeker voorgesteld, dat hij het doel van zijn tocht aangewezen zou zien in een der grootste exemplaren der talrijke wiekenzwaaiers. Geen wonder, dat hij, toen hem zoo een nietig molentje aangewezen werd, verbaasd stond te kijken en uitriep:”Wat, is dàt de “Koning William”! Dat is toch maar ’n scheet!”
Vanaf die tijd behield de molen, die toen nog kleiner was dan later, zijn scheldnaam, welke in de officiële stukken echter niet voor komt.
De notarisklerk, die het contract inschreef, waaraan het volgende citaat is ontleend, misschien begaan met het lot, dat de molen door dat voorval had getroffen, of mogelijk als groot vereerder van de Koning-stadhouder ~ wiens verengelschten naam men het molentje had toebedeeld ~ was zoo goed hem tot tweevoudig koning te benoemen.”
Naar de Koning William is een straat genoemd in Oostzaandam. Deze ligt echter niet in de buurt van waar vroeger de molen heeft gestaan. Het erf van de Koning William ligt momenteel is de wijk “Hoornse Veld”, iets ten oosten van het Burgemeester in ’t Veldpark.
Bronnen:
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
- “de Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 79
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 67-72
- “de Windbrief” 9e jaargang 1980 nr.34 artikel T. Neuhaus over de familie Brat (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
- “de Windbrief” 10e jaargang 1981 nr.35 artikel T. Neuhaus over de familie Brat (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
- “de Windbrief” 10e jaargang 1981 nr.37 artikel T. Neuhaus over de familie Brat (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” T. Neuhaus 1987 blz. 36
- “Zaanse windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 112-114
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 139
F. Rol.
----
Windbrief dd. 13 september 1690.
De molen was gebouwd als tabaksstamper, later vertimmerd tot verenzager, nog later vertimmerd tot verf- en poedermolen en ten slotte enkelwerks oliemolen,
dit v.a. 1743.
De Zaanse brandkroniek vermeld:
1744.20 mei.Verbrandde te Oostzaandam de molen de Koning William.
Dit schijnt niet te kloppen en mogelijk is er een begin van brand geweest.
In 1860 werd het achtkant vergroot; de achtkantstijlen werden bovenaan vier voet verlengd en hij kreeg twee nieuwe roeden.
Zijn vlucht werd daardoor acht voet groter.
Ook werd het oliewerk met een slagwerk uitgebreid.
Maar ook na deze ingreep bleef het productievermogen op een onvoldoende peil.
De molen is, nadat hij enige jaren zonder roeden stond, door de Boer uit Oostzaan in oktober 1910 gesloopt.
Over deze molen gaat een verhaal dat het er spookte.
Op een zondagmiddag was de blokmaalder Jan Kosse naar de molen gegaan om er het een en ander te doen.
Op een zeker moment kwam hij te vallen over de drempel en bezeerde zijn enkel zodanig dat hij niet lopen kon.
Daar lag hij dan, met geen mens in de verste verte die hij aanroepen kon.
Een van de olieslagers zat in zijn tuin een pijp te roken en kreeg een gevoel dat er iets mis was in de molen.
Hij ging kijken en vond Jan liggend op de grond.
De olieslager Kees vond het een wonder, Jan wist wel beter, die had een bezoek gehad van de molengeest die hem verzekerde dat hij iemand zou sturen om hem te helpen.
G. van Soest.
draag zelf bij
- foto's
- foto's insturen