Deze molen bemaalt als middenmolen de Drooggemaakte Polder aan de Westzijde van Aarlanderveen (ca. 450 ha.; opvoerhoogte 1,40 m.).
De oorspronkelijke molen op deze plaats werd in 1786 gebouwd en verbrandde op 28 oktober 1868. Het was in die regio die dag bepaald noodweer: de molens 2 en 4 van de Heuvelgang van de Vierambachtspolder gingen ook in vlammen op, evenals ettelijke boerderijen in de omgeving van Alfen (de gemeente Alphen aan den Rijn bestond toen nog niet in die vorm).
Net vóór deze grote brand, in juli 1868, was in de polder al discussie ontstaan of het niet beter was, de molens 2 en 3 te vervijzelen en om die reden molen Nr. 1 te laten vervallen. De discussie werd heftig toen de molen eenmaal verbrand was, maar de kosten om Nr. 1 op de fundamenten van Nr. 2 te plaatsen en direct te vervijzelen, werden te hoog geacht en de plannen gingen niet door.
Al op 14 november 1868 vond de aanbesteding van de nieuwe molen plaats. De opdracht ging naar Willem Frederik Looman Jr., afkomstig uit Deventer. Deze schreef niet als laagste in, dat deed de molenmaker in vaste dienst, Gerrit Biemond. Maar bij het daarna volgende opbod mijnde Looman als eerste en kreeg de opdracht. Waterschapsdeskundige B. de Vries uit Wilnis werd 'opperzigter' en Gerrit Biemond kreeg de taak van opzichter.
Juist omdat Looman uit een geheel andere regio afkomstig was, wijkt de constructie duidelijk af van de gebruikelijke molenbouwstijl in Rijnland: het meest karakteristiek zijn de ronde bogen boven beide toegangsdeuren; binnen vallen de vrij korte veldkruisen, die meer doen denken aan een korenmolen, op. Het metselwerk van de onderbouw werd hersteld door de plaatselijke metselaar Teunis Heemskerk. Op 1 mei 1869 leverde Looman de molen op. De totale kosten voor de herbouw bedroegen ƒ 13.988,75. Overigens verrichte Biemond zelf ook veel werk: zo deed hij de gehele aftimmering.
De herbouwde molen heeft de polder daarna jaren probleemloos gediend. Pas in de loop van de 20ste eeuw werd duidelijk, dat er iets niet goed ging: de molen zakte langzaam maar onmiskenbaar weg. In 1963, voordat de molens van de viergang aan de nieuwe stichting werden overgedragen, werd het houten achtkant op kosten van de polder op de scheve onderbouw 'rechtgezet', door er een wigvormig stuk metselwerk tussen te plaatsen. Aldus stond het bovenachtkant 'recht' op scheefstaande veldmuren.
Deze maatregel had onvoldoende effect: de molen bleef wegzakken en er moest, wilde deze molengang in bedrijf kunnen blijven, worden ingegrepen. In 1974/1975 zette de firma C.J. Smit en Zonen uit Gouda de molen recht. Pas tijdens de werkzaamheden bleek de werkelijke oorzaak van het verzakken: vrijwel alle originele funderingspalen stonden scheef en waren meest ook gebroken! Een andere conclusie was dat de molen sinds 1786 minstens een meter ten opzichte van zijn oorspronkelijke plaats moet zijn verschoven en ook begreep men, waarom het in 1956 niet nodig werd bevonden, het scheprad van deze molen te verdiepen: dat scheprad had zichzelf met molen en al verdiept!
De rechtzetting van 1974/75 was, met een bedrag van ƒ 475.000,--, toentertijd één van de duurste molenrestauraties aller tijden. Na de succesvolle afronding was er vrijwel niets van te zien, behalve dat de molen niet meer scheef stond! Uiteraard werd het uit 1963 daterende wigvormige stuk metselwerk weer verwijderd.
Daarna volgden bijna 20 jaar zonder problemen op molentechnisch gebied. Maar in februari 1995 brak de boezemkade tussen molen nr. 2 en nr. 3, dit als gevolg van een doorweekte en daardoor verzwakte kade en een te hoog boezempeil. Het gevolg was een grote ravage; de molens 1, 2 en 3 konden een flinke tijd niet malen. Eén en ander betekende een fikse schadepost voor waterschap De Oude Rijnstromen. Evengoed was alles in betrekkelijk korte tijd hersteld.
In 1998 werd de kap gedeeltelijk vernieuwd. In 2010 werd ook groot herstel uitgevoerd: zes velden riet op de romp, nieuwe voering rond het bovenwiel, lange schoren, kruirad en een geheel nieuw onderwiel.
In het late voorjaar van 2016 werd begonnen met reconstructie van het zomerhuis: dat was als gevolg van alle verzakkingen en werkzaamheden rond 1974 min of meer opgegeven en niet veel later afgebroken. Ook heeft men toen het terrein rond de molen opgehoogd en verder opgeknapt.
Begin 2022 was deze molen dan, na de eerdere restauratie van de bovenmolen, aan de beurt voor een zeer grondige ingreep.
Het is een verre van eenvoudige klus gebleken: de tafelementsdelen moest men vervangen met de kap er nog op (en ook nog in de verkeerde positie, as stond boven het slechte stuk!). Verder zijn de voeghoutkoppen aangegoten, er kwamen twee velden nieuw riet en het scheprad werd deels gedemonteerd. De achterwaterloop werd drooggezet, nieuwe beschoeiingen bij de achterwaterloop en herstel van het metselwerk in de waterloop en bij de opleider. Verder is het bovenste stuk metselwerk van de voorwaterloop hersteld. De schepradruimte kreeg een nieuwe aftimmering en herstel werd uitgevoerd aan het houtwerk van het achtkant daar.
Begin oktober 2022 kon er worden proefgemalen.
Molenaars op deze molen:
Cornelis van Schaik (was al molenaar op de voorganger sinds 1831; overlijdt 10-05-1876)
Aart Uithol, schoonzoon van Van Schaik (1876 - ca. 1898)
Cornelis Uithol (ca. 1898 - 1908)
Willem Sebastiaan Verheul (1908 - 1922)
Jan van Tol (1927 - 1929)
Floris van Tol (1929 - 1933)
Arie van den Bosch (1933 - 1943)
Dirk van Harten (1943 - 1950, vertrok naar Nr. 1)
Lambert van Wijk (1950)
Jan Verschoor (1951 - 1953)
Kees Borst (1953 - 1954, vertrok naar de Geremolen te Hazerswoude)
Willem Borst (1954 - 1955, vertrok naar de Nieuw Leven te Wogmeer NH)
Gerrit van der Meer (1955 - 1972, was eerder molenaar op Nr. 1)
Kees L. Borst (1972 - 1996, neef van eerder genoemde Kees en Willem Borst)
Frans Verra (1996 - 2015)
John Jansen (2015 - 2016)
Jannick Schouten (2016 - )