Deze hoge ronde stenen stellingkorenmolen uit 1841 was in eerste instantie grondzeiler en is later verhoogd.
In de tijd dat deze molen grondzeiler was, moet dit ook een zgn. kettingbuitenkruier zijn geweest: in de romp zijn aan de buitenzijde op ruim 1 meter hoogte rondom 14 ijzeren haken aangebracht die hebben gediend om de kap na het kruien vast te kunnen zetten. Een andere Vlaamse gewoonte is de ijzeren ring op 0,5 m hoogte naast de oostelijke deur om bij het takelen het leihoofd of voetblok aan te bevestigen.
Opvolgers van eerste eigenaar Joh. Jos Cammaert waren in 1865 D. van Hevele, in 1870 C.L. Lippens en in 1886 L.C.L. Temmerman. Tussen 1891 en 1959 waren twee generaties Doens moleneigenaar, waarna de gemeente de molen aankocht.
Op de vijf zolders tellende molen werd tot 1931 gemalen; na een roedebreuk dat jaar werd de molen onttakeld.
In 1965 is de resterende peperbus door de Groninger molenmaker Doornbosch met behulp van gebruikte onderdelen, waaronder gaandewerk van een molen uit Hamont (B.) en een bovenas en roede uit Maarheze, weer tot complete molen gerestaureerd.
Hoewel het op zich verheugend was dat IJzendijke (en Nederland) weer een molen had, was er ook kritiek: niet alleen zou de Vlaamse kap niet goed zijn uitgevoerd maar vooral het gaandewerk functioneerde niet best (zo klopte de sporing van spoorwiel en steenschijfloop niet) en als gevolg was van een echt maalvaardige molen geen sprake.
In 1985 kreeg de molen een andere steenschijfloop (die wél spoorde) en later heeft men, bij de vervanging van beide roeden (1995 en 2001) de ophekking verder vervlaamst, dus een vlakke zeeg, hekwerk tot tegen askop zónder wafeling, bordopstand in relatie tot hekkens overal gelijk en weinig (hier vijf) kikkers per eind. Ook heeft men het kruihaspel vervangen door een meer streekeigen type en de niet-originele baard verwijderd.
De molen draait regelmatig waarbij ook wordt gemalen.
Op één van de zolders is een permanente tentoonstelling van oude gereedschappen.