De molen van de voormalige Schoterveenpolder is waarschijnlijk in het tweede kwart van de 17de eeuw gebouwd. Hij bemaalde oorspronkelijk de ca. 205 ha grote Schoterveenpolder via een lange voorboezem op het Noorder Spaarne.
Het aan de duinen grenzende relatief hoog gelegen gebied, dat later de Schoterveenpolder zou gaan vormen, heeft lang een natuurlijke afwatering op het Spaarne gekend. De definitieve invoering van de windbemaling moet tegen het midden van de 17de eeuw hebben plaats gehad, waarop ook de constructie van de molen wijst.
Het verhaal, dat de molen in 1860 tijdens een zware storm het complete bovenhuis zou hebben verspeeld, klopt niet. Raadpleging van het polderarchief wees uit, dat het bovenhuis tijdens een storm dat jaar gedeeltelijk van de ondertoren afschoof, vermoedelijk omdat één van de kalven het had begeven, maar vervolgens bleef hangen, omdat de verticaal staande roede intact bleef en de zaak overeind hield.
Omstreeks 1920 vond in de omgeving een sterke uitbreiding van de bebouwing plaats, wat tot windbelemmering leidde. Hierop werd door de gemeente Haarlem ten behoeve van de polder een nieuw elektrisch gemaal gebouwd aan de Delft, waarmee de weg vrij werd gemaakt om het gebied rond de molen te bebouwen. Voordien was dit niet mogelijk vanwege het geldende windrecht.
In 1922 kwam het gemaal gereed waarna de molen buiten bedrijf werd gesteld en overgenomen door de gemeente Haarlem. Tenslotte werd de polder in 1935 opgeheven en vanaf dat moment droeg de gemeente zorg voor de bemaling. Hiervoor werd later op de molenwerf een elektrisch aangedreven vijzel geplaatst, die uitmaalde op de voorwaterloop van de molen (als gevolg daarvan kon de molen niet geheel meer worden rondgekruid). Kort na 1977 werd deze (allang weer buiten gebruik zijnde) vijzel met waterloop verwijderd.
Al die tijd bleef de molen in behoorlijke staat; gedraaid werd er niet echt: het wiekenkruis werd zo nu en dan in een andere stand gezet. Pas vanaf 1967 werd er weer gedraaid: Henk Borst (van De Woudaap te Krommenie) zette eens in de maand tegen een vergoeding - vrijwillig molenaarschap bestond nog niet - de molen in beweging. Vanaf ca. 1988 zorgden leden van de Stichting Molens Zuid-Kennemerland dat er gedraaid werd.
Hoewel de molen in principe maalvaardig is, is er van de polder zo weinig over, dat van echt malen geen sprake meer kan zijn. Wel zijn in het te bemalen gebied duikers e.d. doorgespoten, zodat er zoveel mogelijk water kan toestromen.
Technische details
De waterlopen zijn al eens vernieuwd, deels in 1878. In dat laatste jaar werd door de Haarlemse molenmaker Jan Bakker het vernieuwen van een deel van fundering, krimp, onderschijfloop en enige reparaties aangenomen voor ƒ 2679,--. Daarnaast moesten een ijzeren scheprad en dito wateras geleverd en aangebracht worden.
Bovenin elk veld van de met gepotdekselde delen gedekte toren is een veldkruis aanwezig, hetgeen gezien kan worden als een oude constructiewijze.
In de toren zijn geen aanwijzingen dat de molen ooit bewoond is geweest. Wel is het hout ervan enigszins berookt, wat erop kan duiden dat er vroeger een stookhok aanwezig was ten gerieve van de molenaar tijdens het malen. Opmerkelijk is ook de constructie van het stormbint van het bovenhuis, waarin kruisen noch schoren noch korbelen tegen schranken aanwezig zijn. Het totaalbeeld dat de molen biedt doet vermoeden dat bij oorspronkelijk van de 17de eeuw dateert.
Betrekkelijk kort na elkaar, in 1970 en 1975, verspeelde deze molen tijdens het malen een (houten) roede. In beide gevallen werd daarna een metalen roede gestoken. Bij de tweede roedebreuk raakte ook de vrij nieuwe ijzeren roede beschadigd, omdat die van de vallende houten roede een tik kreeg. Die ijzeren roede kon toen worden gerepareerd.
In 1996, toen er ook aan het bovenhuis een en ander werd gerepareerd, heeft men de molen in iets soberder tinten geteerd; het uiterlijk is daardoor wat 'Noord-Hollandser' geworden.
In 2009 kon een tijd niet gemalen worden vanwege verzakkingen van het scheprad. Eind 2009 werden alle wiggen e.d. van de buitenstoel vervangen, zodat het scheprad weer recht hing en er weer sprake was van een maalvaardige molen. Ook werd een balk in het bovenhuis versterkt met kunsthars en een mantelstijl in de ondertoren vervangen.
In het late najaar van 2020 zette men de molen stil met het oog op een noodzakelijke restauratie. Vooral het gaandewerk verdiende grondige revisie: vermoedelijk zullen alle kammen worden vernieuwd, iets wat ook geldt voor het vulhout op de wateras. Later werd besloten, een nieuwe koningspil te plaatsen: de oude, die lang geleden (1921?) is gespalkt, bleek gespleten.
Op 15 januari 2021 kreeg de molen zijn nieuwe koningspil. Met het vernieuwen van de kammen van het bovenwiel is ook begonnen. Eind juni was het werk min of meer gereed.