De windbemaling moet hier in de eerste helft van de 16de eeuw zijn ingevoerd. Op een van die tijd daterende kaart staat ongeveer op de plaats van de huidige molen een wipmolentje getekend met daarbij de aanduiding Godefers Molentjen.
In 1568 is het ook nog een wipmolen, maar op van 1629 en het midden van de 17de eeuw daterende kaarten staat er een binnenkruier aangegeven.
In februari 1757 brandde de toenmalige achtkante schepradmolen als gevolg van blikseminslag af. Nog in datzelfde jaar werd hij herbouwd door de molenmakers Piet Stroomer uit Lutjewinkel en Cornelis Stroomer uit Zijdewind.
In de avond van 28 september 1896 brandde ook deze molen af, wederom als gevolg van blikseminslag. In 1897 volgde herbouw, als vijzelmolen, door molenmaker P. Bregman uit Oudorp.
In 1927 werd een elektrische hulpaandrijving (systeem Eriksson) op de molenvijzel aangebracht, welke installatie in 1948 werd verbeterd. Hoewel ook toen nog de mogelijkheid bestond om op windkracht te malen, kwam de windkracht in het begin van de jaren '50 buiten gebruik. Vanaf die tijd werd de woonruimte als zomerverblijf verhuurd. Dit duurde tot 1972.
In 1973 werd de inmiddels sterk verwaarloosde molen door de gemeente Bergen aangekocht, waarna in 1975-1976 restauratie volgde. Sindsdien is de molen op vrijwillige basis geregeld in bedrijf.
Al bij de bouw in 1897 werd de molen met licht en zwaar werk uitgerust, zodat de vijzel met twee snelheden kan worden aangedreven. In 1948 is in verband met een verandering van de elektrische aandrijving een smallere vijzel aangebracht. Eigenlijk is deze voor de molen te klein, waardoor de beschikbare capaciteit niet voldoende kan worden benut.
Anno 2012 heeft men de bemalingsinstallatie in een apart gebouwtje naast de molen verplaatst; de molenvijzel kan nu alleen nog op windkracht worden aangedreven.
In 1938 heeft men de twee nog betrekkelijk jonge Potroeden vervangen door, voor die tijd zeer moderne, gelaste stalen roeden van het fabrikaat Wijnveen. Aanleiding moet een roedebreuk zijn geweest. De Wijnveen-roeden werden op hun beurt bij de grote restauratie van 1975/76 vervangen, lagen daarna nog enige jaren bij molenmuseum De Valk in Leiden (als voorbeeld van zeer oude gelaste roeden) maar zijn daar later, geheel verroest, opgeruimd.