Molen Sint Jansmolen, Spaubeek

Spaubeek, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Sint Jansmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
herbouwd
1775 en later
bedrijfsvaardigheid
Niet draaivaardig (zie 'Geschiedenis')
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
adres
St. Jansgeleen 3
6176 RA Spaubeek
beek
Geleenbeek (voorheen)
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Sint Jansmolen via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
01113
oude dbnr.
B467
Meest recente aanpassing
| Verwijzingen, De bistro is kennelijk gesloten want de website en het mailadres functioneren niet meer. (januari 2022).
media-bestand
Molen 01113 Sint Jansmolen (Spaubeek)
Marcel van Nies (4-4-2018)

locatie

plaats
Spaubeek
plaatsaanduiding
beek
Geleenbeek (voorheen)
gemeente
Beek, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Spaubeek, sectie A, nr. 3685
geo positie
X: 186883, Y: 328904
N: 50.94896, O: 5.84089
biotoopwaarde
landschappelijke waarde

contact en bezoek

bezoek/postadres
St. Jansgeleen 3
6176 RA Spaubeek
molenaar
-
telefoon
e-mail

website
social media
open voor publiek
nee
gericht op scholen
nee
bijzonderheden
In de molen is een bistro gevestigd

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
ijzer, spoorwielaandrijving
wateras
ijzer
rad
traditioneel
rad diameter
03,10 m.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Niet draaivaardig (zie 'Geschiedenis')
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
omwentelingen
geschiedenis

De watermolen van St. Jansgeleen was vanouds een banmolen, waarop de ingezetenen van Beek en Spaubeek moesten laten malen.
De molen ontleent zijn naam aan het kasteel St. Jans-Geleen, dat tussen Geleen en Spaubeek stond en de zetel van de heerlijkheid was. Nu staat daarvan alleen nog de voorburcht.
De watermolen ligt in een vleugel van dit fraaie gebouw van baksteen met brede mergelbanden (speklagen) en gewitte gevels. Hoog boven het waterrad, naast de uitbouw, bevindt zich een gevelsteen met het wapen van de bouwheer Charles Joseph, prins de Ligne. Zijn voorganger Claude Lamoral, prins de Ligne, graaf van Geleen en Amstenrade had zich diep in de schulden gestoken en gaf bij het sluiten van een lening, groot 12.000 gulden Luiks, de toenmalige molen van St. Jansgeleen in onderpand. De watermolen van Daniken bij Geleen, die eveneens zijn eigendom was, werd bij een lening van 6.000 gulden Luiks als onderpand gegeven. Ook prins Charles geraakte in schulden. De enige uitweg was een verkoop. Onder de adel was echter geen voldoende kapitaalkrachtige gegadigde te vinden, die de koopsom kon opbrengen. Een rijke koopman uit Luik, Nicolaas Willems genaamd, betaalde in 1779 voor het graafschap Amstenrade en alle eigendommen en rechten in Amstenrade, Geleen, Schinveld enz. 567.000 Luikse guldens. Van Willems is verder bekend, dat hij de bouwheer van het huidige kasteel Amstenrade is.

Nicolaas Willems was ongehuwd. Zijn zuster Marianne was getrouwd met baron Jean Baptiste de Hayme de Bomal. Hun enige kind Victoire erfde in 1788 alle bezittingen van haar oom. Ze huwde met Romain Joseph, graaf de Marchant d'Ansembourg, waardoor de goederen in deze familie kwamen.
Na de inval van de Fransen behield hun zoon Jean Baptiste, gehuwd met barones Marie de Wendt Hoitfeld alleen de familie-eigendommen, de rechten werden vervallen verklaard.
Clotilde de Marchant d'Ansembourg erfde onder meer in 1856 de molen met het Huis St. Jans-Geleen en de Spaubeker oliemolen. Ze was gehuwd met haar neef Rudolph Leonard Francois Mane baron de Wendt Holtfeld en woonde op het kasteel Crassenstein in Diestedde in Westfalen (D.) Hun huwelijk bleef kinderloos. De Spaubeker goederen vermaakte zij aan haar achterneef Rudolf. In 1914 verkocht deze het Huis St. Jans-Geleen met de molen en aanhorigheden, samen ongeveer 160 eigendommen, aan de N.V. Bouwgrondmaatschappij Tijdig, gevestigd in Heerlen. Vervolgens werd in 1917 de landbouwer Pieter Hubert Limpens te Amstenrade door koop eigenaar en in 1920 Jan Joseph Mengelers, grondeigenaar in Heerlen.
Zijn zoon Pierre, die bij Limpens als knecht had gediend, werd later eigenaar. Pierre Mengelers had op St. Jans-Geleen verschillende bedrijfstakken. Als beroep gaf hij molenaar, landbouwer, fruitteler en koopman op. Tot het Huis behoorde een boerenbedrijf met veel bouw-, wei- en hooiland en een grote boomgaard. De molen werd bediend door een ervaren en vakbekwame molenaarsknecht, die geheel zelfstandig moest kunnen werken. In tijden, dat het niet druk was op de molen moest hij ook op de boerderij behulpzaam zijn en dat gaf wel eens problemen met een vakmolenaar.

Bij de molen had de Geleenbeek een tamelijk groot hoogteverschil. Dit maakte het gebruik van een bovenslagrad mogelijk. Het was de enige molen op deze lange beek die met een dergelijk rad was uitgerust. In de molentak, die naar de kanjel leidde, bevond zich een maalsluis, die tevens lossluis was. In de afslagtak met een sterk verhang stond een verdeelwerk met vier lossluizen. Het waterrad heeft een middellijn van 3,00 m. en een breedte van bijna 2,00 m. De afmetingen van de oude waterraderen verschilden daar weinig van.

In de jaren 1925 en 1930 onderging de molen enige veranderingen. De molenvleugel heeft vijf zijden en een mansarde-, punt- of tentdak. Bij de plaatsing van het ijzeren waterrad werd boven het rad een hoge aanbouw gemetseld, waarvan het lessenaarsdak aan een zijde op het mansardedak aansloot. Hiernaast werd in 1939 een turbinegebouw gezet met een dak van golfplaten. De turbine, die met een riem een generator aandreef, werd geleverd en geplaatst door de Machinefabriek en IJzergieterij P. Konings uit Swalmen. De turbine had een eigen watertoevoerleiding met een sluis. De opgewekte elektriciteit werd overigens uitsluitend voor eigen doeleinden gebruikt. Een pomp, die de kelder moest droog houden, was op deze installatie aangesloten.

De maalinrichting bestond uit drie koppel 16der kunststenen, die rondom het gietijzeren spoorwiel op een houten steenbedding lagen. Het zware gietijzeren gangwerk is nog aanwezig. Dit bestaat uit een conisch aswiel met ijzeren tanden, dat samenwerkt met een geheel ijzeren conisch tandwiel op de stalen koningspil. Boven dit tandwiel bevindt zich het spoorwiel, dat de rondsels van de steenspillen aandrijft.
De maalstoel bestaat uit gietijzeren kolommen. Elk koppel stenen wordt op de gebruikelijke wijze ondersteund door een brug met de steenlicht, die tussen twee kolommen is geklemd. Het gangwerk met de stoel zal omstreeks 1900 zijn geplaatst, toen ook het waterrad werd vervangen. De overbrengingsverhouding van het gangwerk bedraagt 1 : 8.2. Maakt het waterrad één omwenteling per minuut, dan maakt de loper ruim acht omwentelingen. Vanwege de kleine middellijn had het waterrad, als bovenslagrad, een hoog toerental, dat 9 à 10 omwentelingen per minuut bedroeg. Merkwaardig is dan ook, dat de fabrikant voor de eerste overbrenging, in plaats van de gebruikelijke houten tanden voor het aswiel, voor beide wielen ijzeren tanden koos. De overbrenging was lawaaierig en liep niet soepel. De tanden van zo'n groot wiel waren meestal onbewerkt.

Met de molen werd voornamelijk bakgoed gemalen: boerengemaal kwam op de tweede plaats. De bakrogge werd op een koppel kunststenen gemalen en de tarwe op Franse stenen. Het tarwemeel werd vaak gebuild voor de bloem. Met het derde koppel kunststenen werd voergraan gemalen. Verder stonden in de molen een haverpletter en een koekenbreker. Met de koekenbreker werden lijnkoeken, afkomstig van de oliefabrieken, gebroken. De brokken werden tot lijnmeel vermalen, dat met ander meel gemengd voornamelijk aan het rundvee werd gevoerd. Geplette haver werd als paardevoer gebruikt.
De werkomstandigheden in de molen waren in drukke tijden ongunstig. De zakken met maalgoed moesten door een grote deur in en uit de molen worden gedragen. Aan de binnenzijde bevond zich bij de deur een opstap van twee treden. Bijna alle maalgoed moest met de molenkar gehaald en bezorgd worden.
Het tarwegemaal begon na de Tweede Wereldoorlog te verlopen. Voor het malen en mengen van veevoer werd een elektrische hamermolen met een mengketel geplaatst. Het zelf-opgewekte vermogen was voor de aandrijving van de hamermolen echter onvoldoende, zodat deze een netaansluiting kreeg.

In 1962 werd het maalbedrijf stilgelegd. In 1963 verkocht Pierre Mengelers het huis met de molen, graanloods, stallen, schuur, erf en andere toebehoren aan het chemisch concern N.V. D.S.M., gevestigd in Heerlen. In 1965 werd het stuwrecht door het Waterschap van de Geleen- en Molenbeek afgekocht, waarna de loop van het water werd verlegd. Als watermolen had de molen daarmee opgehouden te bestaan.


D.S.M. verkocht het afgeslankte goed St. Jans-Geleen aan Christiaan Adriaan Henri Lodewijk Deckers, die vanaf 1965 het huis met de molen bewoonde. Begin 1977 werd de industrieel Joseph Gerard Gibbels eigenaar. Zonder de vereiste toestemming begon hij aan de verbouwing van de molen met het woonhuis. Het kwam tot een proces waarna Gibbels het gebouw weer in de oorspronkelijke staat terugbracht.
De turbinekamer met de generatoropstelling en de lelijke molenaanbouwsels werden reeds in het midden van de jaren zestig afgebroken. Het waterrad met de kanjel boven de dode molentak werd evenwel gehandhaafd, zodat het gebouw nog op een watermolen lijkt.
De maalstoel met het gangwerk is nog oorspronkelijk. Van het maalgedeelte op de steenbedding bleef echter weinig meer over. Het linker koppel stenen, dat waren zelfscherpende molenstenen van het fabrikaat Francois Janssen uit Visé (B.), kon vanwege een nieuwe muur niet worden teruggeplaatst. De maalvloer werd tot de hoogte van het voormalige erf, tegenwoordig de binnenplaats, verhoogd.
Gibbels overleed in 1979. Drie jaar later werd de gerestaureerde voorburcht met aanhorigheden bij een openbare verkoop toegewezen aan prof. dr. C. de Deugd, die zich toen op St. Jans-Geleen vestigde.


Inmiddels is de molenmet de bijgebouwen verkocht en hier een bistro gevestigd. 


aanvullingen

toelichting naam

De molen ontleent zijn naam aan het kasteel St. Jans-Geleen, dat tussen Geleen en Spaubeek stond en de zetel van de heerlijkheid was.

unieke eigenschap

Qua uiterlijk lijkt dit nog steeds op de watermolen van weleer: rad, sluiswerken en delen van het binnenwerk zijn nog steeds aanwezig. Het grote verschil: er is geen water meer!

foto's

foto's