Molen Meschermolen, Mesch

Mesch, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Meschermolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
adres
Meschermolen 1
6245 KD Eijsden
beek
Voer
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Meschermolen via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
01141
oude dbnr.
B444
Meest recente aanpassing
| Foto
media-bestand
Molen 01141 Meschermolen (Mesch)
Kees van Drie (23-8-2015)

locatie

plaats
Mesch
plaatsaanduiding
beek
Voer
gemeente
Eijsden-Margraten, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Mesch, sectie B, nrs. 601, 615, 906, 907 en 919
geo positie
X: 178934, Y: 308403
N: 50.76507, O: 5.72642
biotoopwaarde
landschappelijke waarde

contact en bezoek

bezoek/postadres
Meschermolen 1
6245 KD Eijsden
molenaar
W.J. Lippertz
telefoon
043-409 1216
e-mail

social media
open voor publiek
ja
open op zaterdag
nee
open op zondag
nee
op afspraak
ja
openingstijden
op afspraak
toegangsprijzen
winkelinformatie
meelverkoop
nee
museuminformatie
gericht op scholen
nee
bijzonderheden

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
ijzer, spoorwielaandrijving
wateras
ijzer
rad
traditioneel
rad diameter
03,42 m.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
omwentelingen
geschiedenis
De Meschermolen is de eerste watermolen op de Voer op Nederlands grondgebied. De Voer is een driftig stromende beek met een groot verhang.
De beek ontspringt ten zuiden van St. Pieters Voeren in België, komt aan de oostzijde van Mesch Nederland binnen, stroomt vervolgens door het dorp Mesch, passeert boven de Meschermolen een waterval en mondt even ten zuiden van Eijsden in de Maas uit.

Vanouds leverde de Voer drijfkracht voor een groot aantal watermolens, waaronder kopermolens. Vanaf 1839 lagen zes watermolens op een traject met een lengte van ongeveer 3,5 km op Nederlands grondgebied. In het stroomgebied van de Voer ligt een aantal fraaie grote Limburgse hoeven. Bij enige daarvan maakt een watermolen deel uit van het boerenbedijf.
In het zuidwestelijk deel van Zuid-Limburg nam vroeger de teelt van tarwe een belangrijke plaats in. Elke watermolen op de Voer had tenminste één koppel speciale tarwestenen, zogenaamde Franse stenen, die voor het malen van tarwe en het maken van tarwebloem bijzonder goede maaleigenschappen hebben.
Ook de Meschermolen, zoals hij vroeger werd genoemd, maakt deel uit van een grote Limburgse hoeve. Vroeger schijnt de hoeve van het gesloten type te zijn geweest.
De Voer stroomt langs de voorgevel. Voor de linkervleugel, waarin de watermolen ligt, splitste de molentak zich af en stroomde via een stenen brugje naar de ijzeren kanjel van het bovenslagrad.
De molentak ligt nu droog. Uiterlijk verraden weinig kenmerken de watermolen in de boerderij. Het brugje met het houten gebint van de maalsluis en de bediening zijn voor kenners de enige aanwijzingen.

In zijn tijd was de Meschermolen een forse stenen watermolen met een geknikt pannen-zadeldak. De vensters en de kleine poort, die toegang tot de binnenplaats geeft, zijn voorzien van hardstenen omlijstingen van Naamse steen.
In het midden van de vorige eeuw was de molen met een middenslagrad uitgerust. De middellijn bedroeg 5,66 m. en de breedte 0,64 m. Het waterrad was van hout en had eenvoudige rechte schoepen, die 33 cm. hoog waren. Ook het gangwerk was toen nog van hout. Vóór het waterrad bevond zich de maalsluis en ernaast een smalle lossluis. Op de splitsing van de molen- en de afslagtak bevond zich een verdeelwerk met twee lossluizen.
Op het einde van de vorige eeuw werd de molen omgebouwd voor het gebruik van een plaatijzeren bovenslagrad. In het procesverbaal van 30 mei 1890 wordt als middellijn van het waterrad 3,42 m. vermeld en als breedte 1,53 m.
Het waterrad is uitgevoerd als trommelrad. De cellen van de schoepenkrans zijn aan de binnenzijde gesloten door rondgaande platen. Ook de kanjel is van ijzer. Daarin bevindt zich voor het waterrad een bodemklep, die in geopende stand het loswater ook via de molentak kon afvoeren. Opmerkelijk is, dat het waterrad en de kanjel die meer dan honderd jaar oud zijn zich nog in een redelijke staat bevinden.

Tegelijk met het waterrad werden ook het gietijzeren gangwerk en de maalstoel van gietijzeren kolommen geplaatst. De ombouw was nogal ingrijpend. De molenas kwam door gebruikmaking van het bovenslagrad veel lager te liggen en voor de plaatsing van het aswiel en de bonkelaar op de koningspil was een kelder nodig. De draairichting van de molen keerde om, zodat ook de maalstenen moesten worden vervangen of van een scherpsel voor de andere draairichting worden voorzien.
Het bovenste gedeelte van het gangwerk bevindt zich in de maalstoel onder de steenzolder, waarop twee koppels 17der en een koppel 15der maalstenen rondom het spoorwiel liggen. Het kleine koppel 15der stenen vroeg de minste kracht en kon ook bij kleine waterhoeveelheden worden gebruikt.
De wijze van uitvoering van het gangwerk komt bij meer molens in Zuid-Limburg voor. Het conische gietijzeren aswiel met houten tanden drijft een bonkelaar op de stalen koningspil aan. Boven dit tandwiel bevindt zich het spoorwiel op de koningspil, dat de rondsels op de drie steenspillen aandrijft.
Het linkerkoppel 17der stenen zijn Franse stenen, die geleverd werden door de firma Jacques Glesse & Cie. uit Stavelot (B.). Het voorste koppel 15der kunststenen werd geleverd door de Maastrichtse firma Koppen & Frings.
Het meel werd op de begane grondvloer afgezakt. De deur, die toegang tot de molen geeft is smal, zodat de zakken in en uit de molen moesten worden gedragen.
Op de zolder naast de steenzolder staat een grote eenvoudige graanreiniger, die werkt volgens het principe van de betere wanmolen. Op deze zolder bevindt zich nogal ver van de maalinrichting een luiwerk, waarmee de zakken vanaf de binnenplaats naar de opslagzolder werden gehesen. De reiniger en het luiwerk worden met behulp van riemen over poelies op een lange as door de verlengde koningspil aangedreven. De overbrenging tussen deze spil en de as vindt door een conisch tandwiel en een pignon plaats. Andere technische voorzieningen dan waterkracht zijn in de molen niet aanwezig.

In het begin van de 19e eeuw was de hoeve met de molen eigendom van de Belgische familie d'Ancion uit Ville. De familie noemde zich waarschijnlijk ook d'Ancion de Ville naar de woonplaats, een dorp bij de plaats My ten zuiden van Luik. In de toenmalige kleine gemeente Mesch bezat de familie d'Ancion omstreeks 1840 ruim 80 bezittingen.
Door successie in 1859 vererfden de goederen aan de volgende personen: Francois en Hennëtte d'Ancion, respectievelijk grondeigenaar in Ville en rentenierster in Grivegnee; Victor de la Rocheblin, grondeigenaar in Barvaux sur Ourthe en gehuwd met Florence Catharine Josepha Thomus.
Vanaf 1863 was Victor de la Rocheblin voor 2/3 deel eigenaar en Francois d'Ancion voor 1/3 deel.
Het echtpaar De la Rocheblin-Thomus schonk de molen met de hoeve in 1875 aan een van hun kinderen, namelijk aan Leonie Florence Marie Francoise de la Rocheblin, gehuwd met Jules Marie Antoine Orban de Xivry, wonende in Stavelot (B.).
In 1893 werden de Mescher goederen na het overlijden van Leonie verdeeld. Haar man ontving 1/16 deel. De kinderen werden als volgt bedeeld: - Julie, wonende op kasteel Gaillormont in Grivegnee, ontving 3/4 deel; - Leonie kreeg 3/16 deel; - Jacques wonende in Visé , ontving 1/16 deel.
Bij de openbare verkoop in 1910 werd Pierre Ansems, aalmoezenier in Luik, eigenaar, en bij de verkoop in 1912 Oscar de la Rocheblin, rentenier in Barvaux.

Tenslotte kwam de hoeve met molen en landerijen in 1920 in de familie Lippertz. Gerard Joseph Lippertz, grondeigenaar en landbouwer in Voerendaal, kocht het omvangrijke goed van Oscar de la Rocheblin en vestigde zich toen in Mesch.
Na het overlijden van het echtpaar Lippertz-Joosten werd de hoeve met de molen bij de boedelscheiding in 1935 toegewezen aan de zoon Alphonsus Hubertus. Bij boedelscheiding in 1963 werd hun zoon Willem Joseph.

In het begin van de jaren vijftig werd de watermolen stilgelegd. Een maalderij in het dorp voorzien van een elektrische hamermolen en een mengerij voor het malen en samenstellen van veevoer nam het gemaal van de Meschermolen over.

Tussen 1996 en 1998 is de Meschermolen geheel gerestaureerd en ook weer maalwaardig. De vroegere stallen en hooizolders zijn passend verbouwd tot vakantiewoningen. In de graanschuur is een vergaderruimte gerealiseerd.

Sinds 1989 is het complex eigendom van mw. Y.J.A.M. Lippertz.
Op afspraak is de molen te bezichtigen.

foto's

foto's