Molen Geulhemmermolen, Berg en Terblijt

Berg en Terblijt, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Geulhemmermolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Draaivaardig
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf; restaurant
adres
Geulhemmerweg 49
6325 PJ Berg en Terblijt
beek
Geul
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Geulhemmermolen via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
03928
oude dbnr.
B409
Meest recente aanpassing
| Foto
media-bestand
Molen 03928 Geulhemmermolen (Berg en Terblijt)
Marcel van Nies (18-9-2017)

locatie

plaats
Berg en Terblijt
plaatsaanduiding
beek
Geul
gemeente
Valkenburg aan de Geul, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Berg en Terblijt, sectie A, nrs. 3785 en 3786
geo positie
X: 182937, Y: 319985
N: 50.86900, O: 5.78405
biotoopwaarde
landschappelijke waarde
Groot

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
Twee koppel 17der kunststenen: de molen is overwegend ingericht als restaurant.
gangwerk
hout, spoorwielaandrijving
wateras
hout
rad
traditioneel
rad diameter
05,70 m.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Draaivaardig
bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf; restaurant
omwentelingen
geschiedenis
Vanaf 1900 is de Geulhemmermolen een van de bekendste toeristische rustpunten in de wandelroutes door het Geuldal in het Land van Valkenburg. De molen zou reeds in de 11e eeuw hebben bestaan; 1234 is echter het oudst genoemde jaartal.
Het huidige molengebouw en woonhuis stammen uit 1768 toen Arnoldus Josephus Quaedvlieg en Anna Barbara Douven alles ingrijpend lieten verbouwen, waarvan een gevelsteen met chronogram boven de moleningang getuigt. Molen en woning zijn gebouwd van mergelsteen en voorzien van hardstenen raam- en deuromlijstingen. Beide hebben een pannen-zadeldak.

Quaedvlieg, molenaar van de banmolen van Meerssen, later de Groote Molen genoemd, kreeg de Geulhemmermolen in 1763 in eeuwig durende erfpacht van het kapittel van Sint Servaas dat in 1709 in bezit van de molen kwam. In 1768 ontving Quaedvlieg ook de banmolen van Valkenburg in pacht.
Het echtpaar Quaedvlieg-Douven had vier kinderen. Na hun dood werd de molen in 1806 gekocht door de zoon Jean Pierre Quaedvlieg. Hij was eigenaar van de Oude Molen in Valkenburg, zijn broer Arnold Joseph werd eigenaar van de molen te Meerssen.
Na de dood van het echtpaar Quaedvlieg-Duchateau werd de molen toegewezen aan Joseph Philip Servaes Quaedvlieg, landbouwer in Valkenburg. In 1855 verkocht hij de molen met alle aanhorigheden aan Caroline Colpin, weduwe van Balthasar Cruts te Eigenbilsen (B.). Pachter werd Noël Brune, een bekende molenaar in Meerssen. In hetzelfde jaar werd door de provinciale waterstaat het peil vastgesteld, waarop het water in de molentak door drie sluizen gestuwd mocht worden. Dat heeft ook hier tot veel moeilijkheden aanleiding gegeven. In de afslagtak bevond zich bij de splitsing een vaste overlaat als verdeelwerk.

Vanouds heeft de molen drie koppel 17der stenen, die rondom het houten spoorwiel liggen, waarvan twee koppel tegen de achtergevel; het derde ligt in het midden daarvoor. De maalvloer ligt verdiept, zodat de meelzakken over een aantal traptreden in en uit de molen moesten worden gedragen. Op de maalvloer draait het houten aswiel met de bonkelaar op een rond bewerkte houten koning, die tot aan de vloer boven de steenzolder reikt. Op de steenzolder bevindt zich het spoorwiel met drie rondsels op de staakijzers boven de maalstenen. Het is een van de weinige nog bestaande molens in Limburg met een bovenaandrijving.

De kracht werd geleverd door een laagwerkend middenslagrad met de aanzienlijke middellijn van 6,90 m. en een breedte van 0,86 m, dat in de jaren tachtig van de 19e eeuw van een krop werd voorzien. Het waterrad is ingebouwd. De ombouw is aan de zijkant grotendeels open, waardoor een deel van het rad zichtbaar is. Het lessenaarsdak sluit aan op het hoge pannen-zadeldak van de molen, waardoor een harmonisch geheel ontstaat.
In 1931 werd het bestaande waterrad vervangen door een ijzeren rad met houten schoepen afkomstig van de Groote Molen in Meerssen, waar een dubbele turbine werd gelegd. Dit rad heeft een middellijn van 5,70 m. en een breedte van 1,10 m. en is voorzien van een nieuwe gemetselde krop. Daardoor kwamen de onderkanten van de schoepen een halve meter hoger te liggen, waardoor een deel van het verval (en daardoor een deel van het vermogen) verloren ging.

Na het overlijden van Caroline Cruts-Colpin gingen de dochters Rosalie Hortense, gehuwd met baron Rodoiphe de Lamberts Cortenbach, en Anne Marie Emerence Cruts in 1884 over tot scheiding en deling van de nagelaten goederen van hun moeder. De molen werd toegewezen aan Rosalie Hortense, vervolgens werd Emile, baron de Lamberts Cortenbach eigenaar. In 1920 verkocht de familie De Lamberts Cortenbach de molen met huis, schuur, stal, erf en tuin aan de molenaar Joseph Biermans te Geulhem. Hij bleef met de betaling in gebreke, zodat de molen met aanhorigheden in hetzelfde jaar openbaar werd verkocht. Fanny Enthoven, gehuwd met de industrieël Pieter Carel Zuyderhoudt uit Berg en Terblijt was de hoogst biedende en kreeg de molen toegewezen.

In de zomer van 1926 trad de Geul boven de molen buiten haar oevers, waardoor de weg naar Berg langs de molentak over een afstand van enige honderden meters onder water kwam te staan. De waterafvoer werd belemmerd door een grote hoeveelheid vuil en hooi, dat zich tegen de lossluizen van de molen had afgezet. Reeds lang bestaande en nieuwe plannen naar aanleiding van deze gebeurtenis, die voor een oplossing moesten zorgen, werden niet ten uitvoer gebracht. De gemeente Berg en Terblijt, waarin destijds de molen lag, wachtte op een mogelijkheid om in het bezit van de molen te komen, waarna de molentak zou worden gedempt. Deze mogelijkheid deed zich eerder voor dan werd verwacht. Het echtpaar Zuyderhoudt-Enthoven kwam in financiële moeilijkheden en de molen werd in 1936 openbaar verkocht. Koper werd de gemeente.
Onder druk van de Stichting Het Limburgs Landschap en de Vereeniging De Hollandse Molen werden de oorspronkelijke gemeentelijke plannen niet ten uitvoer gebracht en bleef de bestaande situatie gehandhaafd. In het begin van de jaren veertig werd de molen gerestaureerd met medewerking van de Welstandsafdeling van de Limburgse Streekplannendienst. Na een kwijnend bestaan kon hij zijn taak hervatten, hetgeen vooral in de oorlogsjaren voor velen een weldaad is geweest.
In 1949 verkocht de gemeente de molen aan Joannes Leonardus Joseph Bemelmans, reeds vanaf 1930 pachter. Bemelmans overleed in 1955, kort daarna werd de molen buiten gebruik gesteld, omdat er geen emplooi meer voor was.

In de daarop volgende jaren ging de familie Bemelmans zich toeleggen op de exploitatie van een café-restaurantbedrijf, waarbij in het midden van de jaren tachtig ook de molen werd opgenomen. In 1966 kocht Leo 'Lei' Bemelmans de molen met aanhorigheden bij scheiding en deling van de goederen van zijn moeder en zijn zuster Elisabeth Maria Johanna.

Om wateroverlast door opeenhoping van vuil rondom de stijlen van de lossluizen te voorkomen, werden deze in 1968 verwijderd. Dat was geen succes. Het water kon niet meer gestuwd worden. De Geul was een barriére kwijt en liep soms leeg. In 1972 werd uit praktische overwegingen een nieuwe sluis met een schuif aangebracht. Door zijn afmetingen was deze echter niet door één persoon te bedienen. Met een dubbel windwerk was alleen bediening door twee personen mogelijk. Ook dat systeem leverde dus problemen op. Tenslotte werd het windwerk in 1981 van elektrische bediening voorzien. Daardoor kon een minimum waterpeil in de molentak gehandhaafd worden en bleef het karakter van het fraaie molengebouw behouden.

Volgens mededeling is het aswiel tegenwoordig dusdanig op de wateras verplaatst, dat de molen als het ware 'uit zijn werk staat' en het waterrad vrij kan draaien.

foto's

foto's