Dit is de zuidelijkste van de drie ondermolens van de polder Streefkerk en Kortenbroek. Die ondermolens maalden het water op in een tussenboezem, twee bovenmolens maalden vervolgens water in een hoge boezem, waarna dat via een sluis op de Lek werd geloosd. Opvoerhoogte zomerpeil: 1,20 m, winterpeil 1,40 m.
Op 11 juni 1759 werd het maken van nieuwe wielbakken voor de Oude Weteringmolen en de Hoge Tiendwegmolen aanbesteed. De laagste inschrijver was Cornelis Noordegraaf, metselaar te Oud-Alblas, die de werkzaamheden aannam voor ƒ 525,--.
Op 21 mei 1783 werd een openbare inschrijving gehouden voor het vernieuwen van de voorwaterloop en een gedeelte van de krimpmuur. Het werk werd weer uitgevoerd door Cornelis Noordegraaf, nu voor ƒ 578,--.
Op 22 juni 1846 werd voorgesteld de molen vijftig duim te verhogen en het scheprad dertien duim te lichten Door de geringe tasting zou weliswaar het rendement van het scheprad verminderen, maar de dan gunstigere afschothoek van de schoepen werd van meer belang geacht. Hoewel daarvan uit de voorhanden zijnde stukken niets blijkt, is het evenwel ook mogelijk dat met het hoger plaatsen van het scheprad ook de schoepen evenredig werden verlengd waardoor de diameter met circa 26 duim zou zijn toegenomen. Misschien heeft een en ander verband gehouden met de wens de lage boezem, waarop de molen uitsloeg, hoger op te malen dan tot dusver gebruikelijk was. Dat zou ook de verhoging van de molen en de molenwerf verklaren. Deze werkzaamheden werden in 1847 uitgevoerd. Toen de molen op de vijzels stond, werd meteen een muurplaat vernieuwd.
Uit een opsomming van te repareren zaken blijkt dat er in 1879 in of bij de molen een stenen bakoven in gebruik was.
In 1951 werd de groep van drie onder- en twee bovenmolens van de polder Streefkerk en Kortenbroek buiten bedrijf gesteld. Voor deze vijf molens brak een zware tijd aan van stilstand en tenslotte ernstig verval. De drie ondermolens bleven overeind, al was de toestand omstreeks 1970 erg slecht. De twee eveneens in sterk verval geraakte bovenmolens verbrandden respectievelijk in 1962 en 1979.
In april 1975 begon molenmakerij De Gelder in opdracht van de SIMAV met een zeer ingrijpende restauratie. Roeden met hekwerk en borden, beplanking van bovenhuis en kap, de complete staart, penbalk, vangstukken, schoepen van het scheprad en het rietdek van de ondertoren vervangen. Daarnaast werd nog metselwerk uitgevoerd aan de waterlopen en veldmuren.
Na de restauratie werd de molen op 2 september 1976 officieel in bedrijf gesteld. Op dezelfde dag werden ook de Stijve Molen te Meerkerk en de Bonk te Lexmond officieel in bedrijf gesteld.
Enkele jaren na de restauratie van de Oude Weteringmolen bleek vervanging van de voegburrie noodzakelijk waardoor de molen, die tot dan vrijwel wekelijks draaide, opnieuw stil kwam te staan. Het mankement werd in de zomer van 1989 hersteld waarbij nieuwe voegburriebalken, kalven en steenburriebalken werden aangebracht.
In april 2010 werd begonnen met herstel van de waterlopen. De toog boven de achterwaterloop werd geheel vervangen; ook werd de molenwerf opgehoogd.
Minstens zo belangrijk was de behandeling van delen van het bovenhuis tegen de bonte knaagkever. Delen van windpeluw, boventafelement en achterzomer werden uitgehakt en vervolgens aangegoten met epoxyhars.