Molen voorganger van De Waker, Dordrecht

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1684

verdwenen

circa 1698

opvolger

Dordrecht (De Waker / De Wacker / De Karnton)

geschiedenis

1684 Mattheus Rees, koopman, kreeg in 1684 toestemming om aan de buitenkant van de ’s-Gravendeelsedijk tussen zijn twee bestaande zaagmolens, de Windhond en de Deelzager, nogmaals een ‘gelijcken molen genaempt een palsrock’ te mogen bouwen. Hij beloofde de molenwerf met zaagsel te beleggen of te bezanden, net als bij zijn andere molens. De aanvraag was ondertekend door Mattheus en zijn broers Adriaen en Gillis. De toestemming werd verkregen op dezelfde condities als bij de andere zaagmolens. 

1688 Adriaen is in 1688 gestorven en zijn aandeel in de molen zal vererfd zijn naar zijn moeder Elisabeth Ooms (weduwe van Rochus Rees), want 1694 verkocht zij haar 1/3 deel van het eigendom van vier zaagmolens, behuizing, erven, kade, loodsen en gereedschappen aan haar zoon Mattheus. Drie van de zaagmolens stonden naast elkaar aan de ’s-Gravendeelsedijk en de vierde was bij de Steenplaats gelegen (De Grote Noordsche Boer). 

1698 Oliemolen De Wacker was de opvolger van deze paltrok. Wat er met de paltrok is gebeurd en wanneer oliemolen De Wacker precies gebouwd werd, is niet met zekerheid zeggen. In 1698 werden door notaris Hagoort verkoopvoorwaarden opgesteld voor de verkoop van een drie bloks oliemolen aan de rivierkant van de ‘s-Gravendeelsedijk. Bij deze akte werd vermeld dat de koop is ‘opgehouden’, wat doorgaans betekende dat de koop niet doorging. In 1700 liet mede-eigenaar Pieter Backus de gereedschappen van oliemolen De ‘Wacker’ taxeren en kocht hij van mede-eigenaar Mattheus Rees de andere helft van de molen. De oliemolen stond tussen de zaagmolens de Deelzager en de Windhond van Mattheus Rees en heeft dus zeker de paltrok vervangen. 

Informatiebron: "Draaiende wieken, stappende paarden - Molens op het Eiland van Dordrecht", C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.