Molen De Prinses (1e), Zaandam-Oost

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1686

verdwenen

1794

afgebroken

opvolger

Zaandam-Oost (De Jonge Prinses (2e))

geschiedenis

Maarten Cornelisz Kop kreeg op 1 februari 1686 de windbrief voor de pelmolen De Prinses, die later bekend werd als Jonge Prinses. De molen werd gebouwd aan de Kalverringdijk, waar hij ten zuiden van oliemolen De Prins en ten noorden van de oliemolen De Gooijer stond. In de windbrief werden de belendingen als volgt vermeldt: ten zuiden Yff Jacobse en ten noorden Arent Koopman cum suis. De windpacht werd op 4 gulden gesteld. Dat was bijzonder weinig voor een pelmolen, want deze stonden vrijwel altijd op 12 gulden en waren daarmee de zwaarst belaste molens in de Zaanstreek. De Prinses moet dus van klein formaat geweest zijn. Opmerkelijk was ook dat de verbandacte, die bij de windbrief hoorde, pas op 15 augustus 1693 werd uitgeschreven. In zo'n verbandacte gaf de molenbaas zijn molen als onderpand voor het geval hij niet aan zijn financiële verplichtingen aan de Banne Oostzaan kon voldoen.

Pieter Jansz Couwenhoven, peller met De Witte Klok aan de Poeldijk in Oostzaandam, noteerde in 1794 in zijn molenlijst van verkopingen van pelmolens tussen 1766 en 1795 dat De Prinses voor ƒ 640 was verkocht tot afbraak. De molen ging dus ook ten onder in de grote pellerscrisis aan het einde van de negentiende eeuw.

Deze Prinses verdween toen uit het molenlandschap aan de Zaan tegenover Zaandijk, maar 23 jaar later werd het molenerf aan de Zaan opnieuw bebouwd.

Ron Couwenhoven, 12 sept. 2017.