Molen Kopermolen van Jacob Woutersz., Alkmaar

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1634

verdwenen

voor 1821

geschiedenis

Op 3 maart 1634 werd voor de erfpachtsom van 20 schelling een windbrief (het recht om een molen te mogen bouwen en exploiteren) voor een molen 'om cooper te draaien' te Alkmaar, buiten de Nieuwelander Poort,
verstrekt aan Jacob Woutersz. Geelgieten, van Alkmaar.
Bron en algemene informatie: www.gahetna.nl, index Grafelijkheidsrekenkamer: windrechten (molens).

Geelgieten was waarschijnlijk niet zijn achternaam, maar zijn beroep: geelgieter. Een geelgieter was iemand die werkte met geelkoper, ook wel messing genoemd. Messing was in die tijd een alliage van roodkoper en galmei-erts. In tegenstelling tot de koperslager, bewerkte de geelgieter geen koperplaten, maar werden de messing producten gegoten.

Waarschijnlijk is dit dezelfde molen die Joan Blaeu afbeeldt ten zuiden van de Nieuwelanderpoort op zijn kaart van Alkmaar, gepubliceerd in 1652. De molen stond ongeveer ter plaatse van de huidige Landstraat.

Op die kaart is een merkwaardige constructie te zien van een klein molentje hoog op een pyramide-vormige onderbouw. Daarom wordt aangenomen dat het een wipmolen betreft met een werkplaats in de grote onderbouw.

Verdere informatie over de molen, zoals verdwijnjaar, is onbekend.

De kaart van Blaeu is nagenoeg ongewijzigd gereproduceerd door Frederik de Wit in zijn atlas uit 1698, maar dat betekent niet dat het molentje toen nog bestond. Op de eerste kadastrale kaarten van Alkmaar uit 1821-1832 komt de molen in ieder geval niet meer voor en ligt hier (weer) een weiland. De slotenstructuur van Blaeu is op die kaarten wel goed terug te herleiden.

De coördinaten van de molen zijn uitsluitend gebaseerd op de kaart van Blaeu en derhalve betreft het vrij globale schattingen.