Molen Grutterij De Kop / De Leidsche Grutmolen, Delft

Delft, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Grutterij De Kop / De Leidsche Grutmolen
modeltype
rosmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
17188
oude dbnr.
V17188
Meest recente aanpassing
| Geschiedenis

locatie

plaats
Delft
plaatsaanduiding
Noordeinde 14
gemeente
Delft, Zuid-Holland
streek
Delft
kadastrale aanduiding 1811-1832
Delft B (1) 130 Willem Overvoorde, grutter
geo positie
X: 84030, Y: 448018
N: 52.01598, O: 4.35335

constructie

modeltype
rosmolen
krachtbron
spierkracht
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

1600: Deze grutmolen begon haar leven als een oliemolen. In 1600 koopt Marinus Jaspersz Block de Nieuwe Olijmolen op het Noorteijnde.

1605: Deze molen wordt in 1605 verkocht aan Pieter Segersz. Zijn dochter Sara trouwt met de olieslager Abraham de Clerk rond 1631. 

1654: Hun zoon Gillis de Clerq, chirurgijn, staat in 1654 geregistreerd als eigenaar van de oliemolen op het Noordeinde. Hierna komt de molen in handen van Magdalena Olofs. In 1656 laat zij verschillende bezittingen na aan de olieslager Adolf Abramsz Vlaerdingerhout en andere familieleden: een huis en erf aan de oostzijde van het Noordeinde, een oliemolen met een huisje daarachter aan het Noordeinde, 2 panden in de St Annastraat (oostzijde), een huis en erf aan de Oude Delft, een tuin en erf bij het St Annaklooster, een slikmolen buiten de Haagpoort met weiland in Vrijenban. 

1670: In 1670 overlijdt Adolf Abramsz Vlaerdingerhout en komt de molen in handen van Willem Hendriksz van Devise, geregistreerd als de eigenaar van de grutterij aan de oostzijde van het Noorteinde van de Culck (Kolk) af. Dit is de eerste teken dat de molen van functie verandert is. Later staat zijn dochter Annetgen Willems van Devise geregistreerd als eigenaar. De volgende eigenaar is Arij Jansz Haesersloot (soms Hasensloot). 

1700: In 1700 verkoopt hij huis, erf en grutterij, genaamd de Vergulde Olijemoolen op 't Noordeijnde, voor 3500 gulden aan Jan Couwenhove. Jan Couwenhoven en zijn vrouw Elisabeth hadden geen kinderen.

24-01-1735: In 1735 wordt in zowel de Leydse Courant als de Oprechte Haerlemsche Courant, de grutterij "de Kop" te koop aangeboden: "Op Maendag den 24 January, des namiddags ten 2 uuren precies, sal binnen de Stad Delft publijk geveyld en verkogt werden een groot, hecht, sterck en wel beneeringd HUYS, ERVE en GRUTTERYE, genaemt DE KOP, waerinne de Neeringe zedert lange jaren met goed succes is gedaen, en alsnoch werd gecontinueert; zijnde voorsien met een schoone Grutmolen , een grooten Eest met Ysere Latten, een Horologie tot het drogen van den Bockweyt op den Eest , ruyme Koorn-Zolders , Packhuys , Stallinge voor 3 paerden, en het geene verder tot een welgereguleerde Grutterye nodig is staende aen het Noord-eynde binnen de Stad Delft voornt. aen het Leydse Veer, hebbende agter een vrye uyt en ingang door een Slop of Poort tot in de St. Annestraet: Als mede noch een fraey swart overdekt en beslote Bolderwagentje, met 4 spiegelglasen, en een keurelijcke Chais. Die nader onderricht begeert, addresseere sig ten Comptoire van den Notaris Mr. Cornelis Pynaker, wonende aen de Voorstraet binnen Delft voornt.".

Er is echter geen bewijs dat de grutmolen ooit verkocht is. De beschrijving van "De Kop" komt sterk overeen met die van de "Leidse Grutmolen".

1776: Gerrit van der Doe erft in 1776 de grutmolen van zijn tante Elisabeth Kouwenhoven, de vrouw van Jan Couwenhove.

05-05-1783: Gerrit van der Doe kocht, samen met andere grutters van het gruttersgilde, de Alkmaarse grutmolen in de Voorstraat, die hierna afgebroken werd.

20-03-1794:  Rotterdamse courant:

"Men zal, op Donderdag den 20 Maart 1794, 's voormiddags ten elf uren, binnen de Stad Delft, in de Herberg de Vergulde Zon, veilen, en den 27 daaraanvolgende, ter plaatse en ten ure voorsz., finaal verkoopen, een HUIS en ERVE, zynde de florisante Gruttery, genaamt de Leidsche Grutmolen , staande en gelegen aan de Oostzyde van 't Noordeinde, naby de Haagpoort der Stad Delft; mitsgaders een PAKHUIS en ERVE, aan de Oostzyde van de St. Annastraat, naby de voorsz. Gruttery, zynde inmiddels te bevragen, ten Comptoire van G. VAN HASSELT, Notaris en Procureur te Delft voornoemt". Dit is de eerste vermelding van de naam "Leidsche Grutmolen". Het vertrekpunt van de trekschuit naar Leiden was gelegen aan het Noordeinde bij de Herberg "De Leidsche Marktschuijt" en de Lutherse kerk.

In Delft werd het Noordeinde ook wel het Leidsche Veer genoemd, zoals te zien is op de eerste kadasterkaarten.

1796: In 1796 maakt notaris Gijsbertus van Hasselt een verkoopakte op tussen de verkoper Gerrit van der Doe, wonende in Delft, en de koper Willem Overvoorden, wonende in Brielle. Het betreft: "een huis en erve en grutterije genaamd de Leydsche Grutmolen met desselfs werk- en provisiezolders, paardestallingen en verder getimmerte, staande en geleegen aan de oostzijde van 't Noordeijnde binnen deese Stad, belend ten zuiden Mattthijs Bruggen en ten noorden Cornelis van den Gaag, strekkenden voor van de straat oostwaarts op het achter met een uitgang op de St Annastraat". Het complex wordt verkocht voor 4500 gulden. In de oudste kadasterregister staat Willem Overvoorde, grutter te Delft, bekend als eigenaar van pand B-131 aan het Noordeinde en pand B130 aan de St Anna Straat. Deze twee panden zijn aan de achterkant met elkaar verbonden. Willem Overvoorde overleed in 1849 in Delft.

Informatie van Anton Bom, 23-02-2024