Molen Kalandermolen van J. Th. Prinzen, Gemert

Gemert, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
Kalandermolen van J. Th. Prinzen
modeltype
rosmolen
functie
kalandermolen of lakenrolmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
16379
oude dbnr.
V16379
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Gemert
plaatsaanduiding
Nieuwstraat w.z.
gemeente
Gemert-Bakel, Noord-Brabant
streek
De Peel
kadastrale aanduiding 1811-1832
Gemert L (1) 99 (katoenfabriek) Johan Theodor Prinsen
geo positie
X: 175402, Y: 396427
N: 51.55643, O: 5.68139

constructie

modeltype
rosmolen
krachtbron
spierkracht
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Het met de Helmondse weverijen verwante textielbedrijf van J. Th. Prinzen te Gemert beschikte al sinds 1834 over een eigen roskalandermolen.

De Prinzenstraat is genoemd naar een familie van Gemertse textielindustriëlen, de familie Prinzen, die zich ook op andere terreinen lieten zien als ‘bestuurders’. Johan Theodor Prinzen (1784-1864) mag de stamvader van deze uit de omgeving van Mönchen-Gladbach afkomstige familie worden genoemd. Hij trad in de voetsporen van zijn vader die al vóór 1800 bij een familiebedrijf Prinzen in Helmond betrokken geraakte. De jonge Johan Theodor trouwde daar in 1819 als ‘koopman’ met de Helmondse brouwersdochter Adriana van Mierlo. In 1823 kwam de familie naar Gemert.

In de voormalige herberg ‘De Keulse Karre’ op de hoek van de Nieuwstraat werd de grondslag gelegd voor het grootste zelfstandige textielbedrijf van Gemert in de 19de eeuw. Achter de woning exploiteerden de Prinzens tot 1881 een katoenbontfabriek annex ververij en kalandermolen. Veel ‘Gemerts Bont’ exporteerden zij via de Nederlandsche Handelmaatschappij [NHM]. In 1841 had Prinzen 18 ‘dagloners’ in vaste dienst maar daarnaast bood hij werkgelegenheid voor maar liefst 323 thuiswevers in Gemert e.o. en daarbij nog eens 213 spoelders/spoelsters. Johan Theodor Prinzen was in 1840 ook de oprichter van de Gemertse Sociëteit ‘de Vereeniging’ waar o.m. op initiatief van één van zijn zonen de Gemertse harmonie (1844) ontstond. Zoon Medard Prinzen werd lid van Provinciale Staten en van de gemeenteraad, zoon Wijnand Prinzen voorzitter van het RK Parochieel Armbestuur, die naast het ouderlijk huis van de Prinzens in 1874 het St.-Elisabeth-Gasthuis bouwde aan de Nieuwstraat.

In 1881 schakelde de textielfirma Prinzen over op machinaal weven. In De Hoef werd een ‘stoomweverij’ gebouwd met 75 machinale getouwen. Directeur Johan Theodor Prinzen, kleinzoon van de gelijknamige stichter van het bedrijf, bouwde het kapitale ‘Prinzenhuis’ (1889) naast Hotel de Kroon in de Kerkstraat en zijn schoonouders, de familie Verschure, betrokken eind negentiende eeuw het pand dat we nu kennen als het gemeentehuis. Het zegt iets over de grandeur van de familie Prinzen.

In 1910 werd de weeffabriek stilgelegd. Nog 16 jaar werden er daarna fabrieksactiviteiten ontplooid door achtereenvolgens Carp’s Garen en Weverij Piet de Wit, fabrikanten uit Helmond.
In 1937 stierf Anna Prinzen op het Hofgoed in de Ruijschenberghstraat. Zij was de laatste Prinzen in Gemert.

bron: Giel van Hooff, Johan Theodor Prinzen (1784-1864) en de Gemertse textielnijverheid, Gemert 1981