Molen Stadsmolen / Westermolen, Steenwijk

Steenwijk, Overijssel
v

korte karakteristiek

naam
Stadsmolen / Westermolen
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
16183
oude dbnr.
V16183
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 16183 Stadsmolen / Westermolen (Steenwijk)
Kaartfragment Joan Blaeu 1649

locatie

plaats
Steenwijk
plaatsaanduiding
westelijke wal tussen Heilige <br> Geest en Zwanennest bolwerken
gemeente
Steenwijkerland, Overijssel
streek
Kop van Overijssel
geo positie
X: 203989, Y: 533432
N: 52.78596, O: 6.11336

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
romp
open voet
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

In de zestiende eeuw stonden de molenaars bij de magistraat van Steenwijk niet best aangeschreven. Oorzaak van alle moeilijkheden was het zogenaamde 'huchten'. De magistraat noemde dit diefstal, de molenaars een recht. Zij namen, behalve het maalgeld, uit iedere zak die hun werd aangeboden een paar scheppen koren, als beloning in natura. De magistraat dreigde huchtende molenaars als dieven streng te bestraffen. Ook de burgers die in plaats van geld hucht toestonden zouden gestraft worden. Geregeld werden de molenaars gecontroleerd. Per molen werden drie controleurs aangesteld. Dit alles hielp echter bitter weinig en in 1597 besloot het stadsbestuur een eigen molen te laten bouwen waar zonder hucht gemalen kon worden.

Bij het bouwen van de stadsmolen hoefde het stadsbestuur natuurlijk niet te reken op de expertise van de molenaars. Echter kapitein Crijn de Blau, met zijn troepen gelegerd in Steenwijk, kon ergens aan een molen komen. Op 12 april 1597 sloot de magistraat met hem een contract om der stadt te leveren een wijndemolen zeer goedt en swaer van holt met alle nootdruften van ijzer en anders uitgesecht van steenen, zeile ende spille voer die somme van duisent goltguldens. Twee niet-Steenwijker molenaars, Geergen Mulder en Jacob Hoeners, adviseerden het stadsbestuur de molen te bouwen op de westwal tussen de Wold- en Gasthuispoort. Op 29 december 1597 was de stadsmolen gereed, uiteraard een standerdmolen.

Bij het vaststellen van het maalloon werd er rekening mee gehouden dat de nieuw aangestelde molenaar Cornelis Willems kon concurreren met de andere molens. Verder werd Gerrit van Bronckhorst aangesteld als wagener of karreman. Hij reed dagelijks twee rondes om het koren op te halen en weer thuis te brengen. Tenslotte werd iedereen met een functie in het stadsbestuur verplicht zijn koren op deze molen te malen. Maar reeds in mei 1598 werden Cornelis Willems en Gerrit van Bronckhorst vervangen door Simon Hendriks. Mogelijk was Cornelis toch stiekem gaan huchten, ondanks dat hij geen vaten of tonnen op de molen mocht hebben en zelf geen brood mocht bakken of varkens houden.

Toch was het niet druk op de molen. Ook vielen de reparatiekosten geducht tegen. Bijna ieder jaar waren die kosten hoger dan de opbrengsten uit het bedrijf. Het stadsbestuur deed dan ook op 23 januari 1608 de molen van de hand aan Lubbert Wijchers voor 1220 carolusguldens.

Bron: De stadsmolen van Steenwijk (1597-1608): een strijd van de overheid tegen de molenaars.', J.P. de Smidt, artikel in Historische Mededelingen, 2000-2.

-----

Op de kaart van Blaeu uit 1649 werd de molen nog aangegeven op de stadswal tussen de lege Heilige Geest en Zwanennest bolwerken (respectievelijk links en rechts op bovenstaand detail).

Zonder twijfel werd deze molen op enig moment de Westermolen genoemd. In 1776 was er een dispuut tussen Roelof Wichers, molenaar op de Westermolen te Steenwijk, t.e.z. en Jan Ragius, pachter van het gemaal te Steenwijk, t.a.z., over de levering van het ontvangen van koren met een begeleidend ceduul.

Op het Zwanennestbolwerk (ook Westerbolwerk genoemd) stond van 1806-1870 de korenmolen`De Koorndrager. Het is niet uit te sluiten dat deze dan voorganger op enig moment naar dat bolwerk is verplaatst.