Molen Mosterdmolen van Jacob Koogh, Westzaan

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1742

verdwenen

geschiedenis

In 1742 werden een mosterdmolentje en een pakhuis van Jacob Koogh geregistreerd door de schepenen van de Banne Westzaanen. Zij vermeldden de bouw in de ‘memorielijst van afgebroocken gebouwen’, die zij op 4 april 1743 aanlegden. In deze lijst werden alle afgebroken panden geregistreerd, maar ook enkele gevallen van nieuwbouw. Ook de hoogte van de jaarlijkse verponding werd er in vermeld. Jacob Koogh moest 12 stuivers belasting per jaar gaan betalen. Dat gaf wel aan dat het om een klein molentje ging.
Waar hij precies stond is niet bekend, maar dat het op grond gebied van Westzaan was is wel duidelijk. Het nummer, dat de molen in het kohier kreeg, lag niet ver verwijderd van het blauwselmolentje van Jan Smit, dat voor een verponding van 10 stuivers, werd geregistreerd. Dit was De Blauwe Stad, die op een erf in de Middel stond.
De vermelding in de ‘memorielijst’ is de enige, die over deze mosterdmaler is gevonden. In Duizend Zaanse Molens van Pieter Boorsma wordt de molen niet genoemd.

Tekst: Ron Couwenhoven, 10 mei 2012.

 

Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, 12-12-1871

Te Westzaan is de 20jarige zoon van den mosterdfabriekant K., door 't verward raken zijner kleederen in het raderwerk van den molen, in de kammen van een der drijfwielen geraakt; erg verminkt, was de ongelukkige weldra een lijk.