Molen Meestoof, Stellendam

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

< 1832

verdwenen

voor 1865

geschiedenis

Rotterdamsche courant, 23-05-1863
AANBESTEDING.
De COMMISSIE uit de Portionarlssen in de Meestoof te Stellendam is voornemens
om op Vrijdag den 29 Mei 1863, des namiddags ten 3 ure, in de Herberg van T. Veldman te Stellendam, aan , I te Besteden:
Het BOUWEN van eene nieuwe MEESTOOF.
Het Bestek en de Teekening zullen, van af den 24 Mei, ter visie liggen in de Herberg van T. Veldman. te Stellendam, terwijl bij den Opzigter L. C. vanden Velde aldaar de vereischte inlichtingen zullen gegeven worden.
Des voormiddags van den dag der Besteding zal aanwijzing in loco geschieden.


Rotterdamsch nieuwsblad, 23-03-1896
De aandeelhouder in de meestoof „De Volharding" te Stellendam J. J. M, genaamd, 45 jaar, landbouwer, wonende te Stellendam,
die den 11en Februari jl. door de rechtbank bij verstek werd veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf omdat hij in of omstreeks de eerste helft der maand October 1895 uit gemelde meestoof ten nadeele van zijn mede-aandeelhouder J. Gebraad en de gezamenlijke eigenaren der stoof eenige voorwerpen en een hoeveelheid afbraak had weggenomen, was van dit vonnis in verzet gekomen zoodat heden de zaak opnieuw behandeld werd.
Uit het verhoor vandezelfde getuigen als in eerste instantie bleek dat de aandeelhouder j. Lokker, die in de niet meer in werking zijnde meestoof een partijtje rommel had geborgen, aan beklaagde een quantiteit „boomsel" en erwtenstroo had verkocht voor f 10.
Beklaagde had dit stroo met zijn karos uit de meestoof gehaald en met het stroo waren een hoeveelheid afbraak, een ladder, een paar ijzeren steunen, een eind louw van 14 meter, een haren kleed etc. verdwenen.
Beklaagde beweerde thans, dat hij met het slroo alles wat zich in de meestoof boven den grond bevend, had gekocht. Dit werd bestreden door den getuige Lokker, die verklaarde, dat. hij niets anders in de meestoof geborgen had dan het door hem aan beklaagde verkochte partijtje boomsel on erwtenstroo en dus ook niets anders kon verkoopen.
Uit de omstandigheid, dat beklaagde, na het ontdekken van den diefstal, een paar meegenomen planken en de ijzeren steunen door een gebroken ruit weer in de meestoof naar binnen had laten werpen, bleek dan ook duidelijk, dat 's mans geweten niet heel zuiver was ten opzichte van den door hem gedane „aankoop".
Volgens den rijksveldwachter J. Zoon, staat de beklaagde, een welgesteld landbouwer, die een eigen hofstede en paarden bezit, te Stellendam bekend als een groote dief, een „doorloopende dief.
Vraagt men hein naar ajuin, zei deze getuige, dan steelt hij ajuin, en heeft hij hout noodig, dan steelt hij het.
Reeds vier processen-verbaal wegens diefstal waren door dezen getuige tegen beklaagde opgemaakt.
Ten slotte werd nog gehoord een getuige à décharge, een onbezoldigd gemeente-veldwachter, die volgens beklaagde de mededeelingen van den rijksveldwachter Zoon voor leugenachtig moeit verklaren. dit deed deze getuige niet, doch wel wist hij te vertellen, dat hij beklaagde in 't bezit van t géstolene had gezien!