Molen De Penninczack, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Penninczack
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
12088
oude dbnr.
V12372
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
Buiten de Vuilpoort aan de dijk
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 104683, Y: 424953
N: 51.81093, O: 4.65756

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

Onderstaande informatie is gebaseerd op Draaiende wieken, stappende paarden - Molens op het Eiland van Dordrecht, C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008, Historische Vereniging Oud-Dordrecht.

Samen met De Meisterinne is De Penninczack de oudste met molennaam gevonden molen van Dordrecht. Een aantal akten uit de 15e eeuw waaronder vier betreffende dit gebied werd gevonden, waarvan er twee met vermelding Penninczack. De twee anderen handelen over een molen buiten de Vuilpoort of over een zelfde persoon als in de akte waarin De Penninczack werd genoemd. Omdat verder niets over deze molen bekend is en er in die tijd maar een klein aantal molens was, zeker buiten de Vuilpoort, zijn deze twee akten aan deze molen gekoppeld, waarbij wel de kanttekening moet worden gemaakt dat het niet geheel zeker is dat deze akten ook daadwerkelijk over deze molen, of mogelijk over De Meisterinne gaan.

1426: In maart werd bevolen te registreren hoe Ghuysbrecht Gherits Saekersz., Pieter Jansz. en Jan Tielmansz. ‘gesworen reetreckers’ (landmeters) en Robbrecht Lambrechtsz. ‘gesworen clerck’ verschenen voor schepenen van Dordrecht en verklaarden dat zij op bevel van de ‘guede lude vande stede hebben geweest opte diick buten die Vuylpoert ende hebben aldaer geordonneert eene nyeuwe werf te maken tot behoef van Jan Nomerus om sine molen daerop te sette’.

1447: Pieter Zewaertsoen en Adriaen Pieter Keylen soen kwamen in januari voor de schepenen Pieter van Roden en Adriaen Haeck en verklaarden dat zij van ‘joncfrouw’ Marij Pietersdochter van Roden gehuurd hebben ‘eene molen staende buyten die Vuylpoorte an den diick genoemt Penninczack’ voor dertien maanden, ingaande in mei dat jaar. Als huur moesten zij ‘seve halve Burgondische schilden’ of wat daar aan gelijk is betalen. Tevens was het de bedoeling om naast de huur een keer per jaar acht ‘cappoene’ (gesneden haan) te geven omstreeks Sint Maarten in de aankomende winter van dat jaar. Als borgen stelden zij Jacob Pietersoen, bakker van beroep en Gheraet Janssoen, visverkoper aan.

1448: Dezelfde Pieter Zewaertsoen en Adriaen Pieter Keylen soen verklaarden in december voor de schepenen Adriaen Haeck en Willem van der Tympel dat zij van Marij van Roden, Gheraet Janssoens weduwe gehuurd hebben ‘eene molen genoemt Penninczack staende in die Vuylpoort’ wederom voor dertien maanden, ingaande in mei van het komende jaar. De huur zou dan bedragen ‘seve Burgondische schilden 14 stuijvers voer den schildt ende tsiaers om 13 cappoen off voer elke cappoen te betaelen twee stuyvers’. Als borgen werden genoemd ‘Jacob Pieter Bartoutssoens soen ende Gheraet Janssoen’.

1453: In april bestond er een geschil tussen Marytgen de weduwe van Pieter Hubrechtssoen en haar schoonzus Dircxgen de weduwe van Jacob Ghysbrechtssoen. Er werd een verklaring opgetekend in de kamer van de goede lieden van Dordrecht. Kennelijk was de inmiddels overleden Jacob zijn zuster Marytgen geld schuldig en was dit niet afgelost nadat hij was overleden. Zolang die schuld niet was voldaan ‘sall Marytgen hebben dat andeell vander moelen buten die Vuylpoert so groot ende cleyn als dat Dircxgen voirschreven ende haere kyndere angecomen is’.

1462: vermelding dat Mary Gerrit Janssoens weduwe (waarschijnlijk dezelfde als uit 1448) de helft van haar molen had verkocht.

Omdat er in die tijd alleen standerdmolens waren zal De Penninczack dat ook geweest zijn, waarschijnlijk in gebruik als korenmolen. Het zeer goed mogelijk dat op deze molenplaats een eeuw later De Backerinne of De Buyserinne stond.

Over het einde van de molen is niets bekend, maar in 1528 is het hele gebied ('voorstedeken') buiten de Vuilpoort door een brand in de as gelegd (Matthijs Balen blz. 61). Mocht de molen toen nog bestaan hebben, dan zal hij deze stadsbrand zeker niet hebben overleefd. Als indicatie van de positie van de molen aan de dijk buiten de Vuilpoort (nu nog in het straatbeeld herkenbaar als het tracé Prinsenstraat-Sluisweg-Hoge Bakstraat) is een locatie gekozen tussen de latere molens De Backerinne en de Buyserinne Red.