De aanwezigheid van de scheepswerf van de Delftse kamer van de V.O.C aan de overkant van de Buizenwaal zal zeker tot voorspoed van de molen hebben bijgedragen.
Het verdwijnen zouden samenhangen met een ter plekke aanwezige scheepswerf.
In 1714 / 1715 zijn de eigenaars Leendert Blommendaal en Pieter van den Berg(h).
In 1716 deden deze twee 'saegmolenaers' het verzoek aan het Hoogheemraadschap Schieland om in plaats van de gesloopte loods aan de buitenkant van de 'hoogen zeedijk te moge timmeren een huijs om meer ruymte tot het leggen van hout te hebben'.
Op 2 mei werd dit verzoek toegestaan.
Op 4 april 1739 waren Cornelis van den Berg, Cornelis de Wit, Jan van den Berg de eigenaren van de molen.
In 1765 in januari werd de boedel aan Ignatia Somwil verdeeld, zij was weduwe en boedelhoudster van Cornelis Blommendaal en Cornelis de Wit, Cornelis de Wit en Agnita de Wit.
In haar testament gaf zij te kennen dat de molen waarvan de helft behoorde aan de weduwe van wijlen Louwerens Reijgersbergh, voor een bedrag ter waarde van fl 5000,00 zou toebehoren aan de oudste zoon van haar inmiddels overleden zoon Pieter de Wit.
Begin 1773 erfde zoon Willem Reijgersberg de helft van de zaagmolen.
Rotterdamsche courant, 15 juli 1802
"Men zal, op Donderdag den 15 July 1802, des namiddags ten 3 uren, in de Herberg de waan, te Delfshaven, veilen, den 22 daaraanvolgende, verkoopen, een zeer hegte, sterke en byzonder welgelegene WIND-ZAAGMOLEN, genaamd DEN BEER, met deszelfs drie Eike Houtsleden en verdere Gereedschappen tot de voorsz. Molen behoorende; alsmede Lootsen en verdere Getimmerte"
Inform. Luuk Vogelzang, 15 augustus 2019
Op 15 juli 1802 werd de molen te koop aangeboden door de erfgenamen Debora Lubeek en Willem Reijersberg, nadat de vorige eigenaren inmiddels waren overleden.
Op 22 juli werd Nicolaas van ’t Hoff de nieuwe eigenaar, in 1818 wordt de molen nergens meer vermeld.
De coördinaten zijn bij benadering ingevoerd.
De molen werd al vermeldt op een kaart uit 1660.