Molen De Goede Verwachting, Rotterdam, stadsdeel Delfshaven

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

1754

verdwenen

1863

verbrand

geschiedenis

Cent Palesteijn kreeg op 23 december 1754 toestemming voor bouw van de grauwpapiermolen.
De molen kwam in 1756 gereed.

Rotterdamse courant, 6 augustus 1796
De Directie van de Papier- en Snuifmolen, te Delfshaven, onder de Firma van Anthony Borsboom en comp., door Verkoop van een der Portien, met ultimo July jongstleden geëindigd zynde, word dezelve gecontinueerd, met verzekering van prompte en goede bediening, onder de Firma van Boele, Wissing en Bosman.

In 1798 er ook snuif gemalen.
In 1805 werd de molen genoemd als papier- en snuifmolen. Tussen 1820 en 1845 is de molen verbouwd of herbouwd tot korenmolen.

Rotterdamse courant, 5 december 1811
Men zal, op Saturdag den zevenden December 1811, des namiddags ten drie uren, in de Herberg de Zwaan ,te Delftshaven, in het openbaar veilen en op Saturdag den veertienden December daaraanvolgende , ter plaatste enure voorschreven, verkoopen: Een zeer hegte, sterke en welgebouwde WIND, GRAAUW-PAPIER MOLEN , bevorens „ ook geapproprieerd tot een Snuifmolen , met deszelfs Huizingen, Schuren,, Lootsen en verdere Ap- en Dependentien van „ dien , en de vaste Gereedschappen daartoe behoorende, staande en gelegen op Stads Grond aan de Westzyde van de Schie, tusschen de Dyksloot en het Gangpad of Schiekade, te Delfshaven, no 141, belend ten Oosten dezelve Schiekade, en ten Zuiden Johannes Heycoop Junior, ten Westen de gemelde Dyksloot, en ten Noorden het Slootje, omtrent het Heinsel van de Hooglandschen Zeedyk.

In 1841 werd de molen gekocht door papierfabrikanten uit Waddinxveen en doorverkocht op voorwaarde dat er nooit meer papier door de molen zou worden geproduceerd.
De molen werd vervolgens omgebouwd tot grut-pelmolen.
In 1863 is de grit- en pelmolen verbrand op 8 september 1863. De molen stond bewesten de Schie ten zuiden van de huidige Mathenesserbrug.
Bron: De Rotterdamse Windmolens, J. Ph. A. Rotteveel

Rotterdamsche courant, 27 mei 1843
Bij onderhandsche Acte, te Rotterdam, de dato 23 Januarij 1843, behoorlijk geregistreerd, is eene VENNOOTSCHAP aangegaan tusschen ADRIANUS VAN LIER, Koopman en Winkelier té Rotterdam, en JOHANNES KOUWENHOVEN, destijds Particulier te Schipluiden, thans wonende te Delfshaven, tot het PELLEN en MALEN van GRAAN, op den Molen genaamd de Goede Verwachting, staande en gelegen te Delfshaven, geteekend A, n.° 143, voor den tijd van één jaar, ingegaan den 1 Januarij en eindigende ultimo December 1843; kunnende echter telkens voor édn jaar worden gecontinueerd, mits drie maanden vóór het eindigen van het jaar elkander daarvan schriftelijk kennis gevende. Bij welk Contract onder anderen is bepaald , dat alle inkoopen van Granen, te tarnen boven de Vijfhonderd Gulden per week te boven gaande, niet mogen geschieden, noch Gelden hoegenaamd opgenomen of eenige Reparatie aan den Molen of Gereedschappen gedaan boven de tien Gulden, dan met gemeen overleg en schriftelijke toestemming der beide Vennooten.