De molen heeft tot 1999 nabij Rijnsburg gestaan. Daar bemaalde de molen de polder Kamphuizen (ca. 85 ha, opvoerhoogte 0,55 m.).
Op deze locatie was de molen tot 1929, met houten as en roeden, op windkracht in bedrijf. Toen werd de molen uitgerust met een elektromotor, de zgn. Ericsson-installatie. Hiermee dreef een elektromotor via een aparte schijfloop het onderwiel aan en daarmee het scheprad.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de in verval geraakte molen met kunst en vliegwerk weer geschikt gemaakt voor windkracht. Zo werd er onder meer een nieuwe houten bovenas (eveneens op windkracht) gezaagd op 'De Herder' te Leiden.
Na de oorlog kwam de molen buiten bedrijf maar werd, hoewel nooit draaiend, door de polder steeds in behoorlijke staat gehouden.
Pas omstreeks 1980 ging deze molen weer met enige regelmaat op vrijwillige basis draaien en ook malen. In 1979 was de polder opgegaan in het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Door de uitbreiding van de bloemenveiling Flora raakte de molen steeds meer ingebouwd. Na diverse verwikkelingen werd de molen op kosten van de veiling in augustus 1999 naar de Elsgeesterpolder (gemeente Voorhout) verplaatst.
Op 11 november 2000 werd de molen op zijn nieuwe plaats in de Elsgeesterpolder officieel weer in gebruik gesteld en is sindsdien vaak draaiend en ook malend te zien. De schepradkast is daarbij gewijzigd van een geheel gesloten kast in een halfopen.
