Molen De Lelie voorganger, Puttershoek

Puttershoek, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Lelie voorganger
modeltype
Wipmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08346
oude dbnr.
V8346
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Puttershoek
plaatsaanduiding
Molendijk 2
gemeente
Hoeksche Waard, Zuid-Holland
streek
Hoeksche Waard
kadastrale aanduiding 1811-1832
Puttershoek B (3) 235 Johannes de Bruijn, koornmolenaar
geo positie
X: 98987, Y: 424100
N: 51.80272, O: 4.57510

constructie

modeltype
Wipmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
geschiedenis

Rond het jaar 1610 werd er aan de noordelijke buitendijk van de in 1592 ingedijkte polder "Nieuw-Bonaventura" een nieuwe korenmolen gesticht. Deze molen was de opvolger van de zgn. "Blaekse Molen" bij Mijnsheerenland, die dwang- of banmolen was van de dorpen Mijnsheerenland, Maasdam en Puttershoek.

De eerste korenmolenaar die opduikt in de archieven is Hendrik Jans Meulenaar. Hij was gehuwd met Geertje Jans. Op 30 november 1625 werd in de Kerk te Puttershoek zijn zoon Jan gedoopt. Hij komt verder in 1631, 1635 en 1636 voor als molenaar te Puttershoek. In 1631 was Hendrik Jans Meulenaar borg voor Willem Bastiaens te Moerkerken (Mijnsheerenland). Dit is op zichzelf al een bewijs dat we met een korenmolenaar te maken hebben. De financiële positie van een watermolenaar was zodanig dat deze nooit borg kan zijn geweest.

Cornelis van Roon, zoon van Gelven (Geerlofse), is de volgende molenaar. In het boek "Verdwijnend Puttershoek" vermeldt de heer van Es van der Have deze Cornelis als eerste eigenaar, en wel in 1641. Het blijkt echter dat Cornelis op 14 november 1638, ter gelegenheid van de doop van zijn eerste kind, al als "Coornmeulenaar" wordt vermeld. Het kan zijn dat hij de molen eerst huurde, en pas later kocht. We komen deze molenaar diverse malen in de stukken tegen. Zo blijkt hij in 1667 kerkmeester te zijn geweest, terwijl hij in augustus 1674 aanwezig was als koper van hout op een veiling te 's-Gravendeel. Hij was gehuwd met Bastiaentie Sijmons Smits. Uit dit huwelijk werden 6 kinderen geboren.

Met ingang van 14 november 1670 verhuurde Cornelis de molen voor f 290,- gulden per jaar aan Jan Adriaens Smits. Cornelis overleed in 1674 en werd in de kerk begraven. De jongste zoon, Pieter, geboren op 29 augustus 1655 was de volgende molenaar. Vanaf 1675 verhuurde Bastiaentie de molen aan haar zoon Pieter en Dirck Zijmontse voor f 280,- gulden per jaar. Toen zijn vader stierf was hij dus 19 jaar oud. In 1683 werd de molen voor f 2500,- gulden toebedeeld aan Pieter van Roon. Pieter huwde in 1685 met Lena Teunisse Coppe, met wie hij drie kinderen kreeg. Op 11 mei 1692 werd het huwelijk voltrokken tussen Pieter en Aaltje Jans Blaak uit Maasdam. Geen van de zes kinderen uit dit huwelijk koos voor het molenaarsvak. Pieter hield het vak trouwens al in 1701 voor gezien. Hij bleef wel in Puttershoek wonen. Op 24 januari 1720 werd zijn overlijden aangegeven.

Een broer van Pieter, Geerlof genaamd, koos het vak van molenmaker. We komen hem onder meer tegen in de jaren 1680, 1681 en 1683. Hij was toen aannemer van werkzaamheden aan de Grote molen van de polder Oost- en West-Zomerlanden.

Van de volgende eigenaar, Fop Claese Diestenborgh (1701-1704) weten we alleen zijn naam. Was hij alleen eigenaar, of trad hij ook op als molenaar? Uit archiefstukken blijkt dat Fop diverse keren maalt voor de diaconie van de kerk. In 1702 werd hierover het volgende gemeld: "Fop Diestenborg aan hem betaalt voor maelen van 38 ½ agtendeel kooren int gehele jaar tegens 2 stuijvers t agtendeel compt f 3-17-0."

In 1704 kwam de molenaarsfamilie Reijshouwer vanuit Dordrecht naar de Hoeksche Waard. Cornelis Leendertse Reijshouwer werd de volgende korenmolenaar van Puttershoek. Hij overleed in 1719. Zijn weduwe Barbera Ariensdr. Houtingh was vervolgens tot 1722 eigenaresse. Het echtpaar had in ieder geval 2 zonen, beiden geboren te Dordrecht. Zoon Leendert Cornelis werd in 1722 eigenaar van de molen. Hij zou echter na het overlijden van zijn vader het bedrijf reeds uitgeoefend hebben. Zijn broer Arij Cornelisse vertrok omstreeks 1721/1722 naar de molen van Goidschalxoord. Deze molen bleef nog lang in dit geslacht. Leendert Cornelis trouwde op 17 mei 1723 met Pietertje Jans van der Graaf. Uit dit huwelijk werden vijf kinderen geboren. Op 2 juni 1732 werd het overlijden van Leendert Cornelis aangegeven. Hij was dus maar 10 jaar eigenaar. Zijn zoon Cornelis, gedoopt 31 maart 1726, waarschijnlijk de enige van de kinderen die niet jong overleed, heeft toen hij volwassen werd zijn vader niet opgevolgd. Hij vertrok in 1749 naar Bleiswijk.

Na de dood van Leendert Cornelis kwam de molen op naam van zijn weduwe Pietertje Jans van der Graaf. Zij hertrouwde op 21 november 1734 met Cornelis de Bruijn, afkomstig uit Schoonhoven. Hij werd molenaar, maar zijn vrouw bleef eigenaresse van de molen tot haar dood in 1763. Cornelis de Bruijn werd toen eigenaar. Cornelis hield zich ook nog bezig met het houden van runderen. Hij huurde hiertoe een perceel dijk van polder het Nieuweland. De klantenkring van Cornelis strekte zich onder meer uit tot het dorp Maasdam, dat destijds geen eigen korenmolen bezat. Tussen 1734 en 1775 werd er regelmatig tarwe en rogge gemalen voor de diaconie van de Maasdamse kerk, bestemd voor het brood voor de armen.

In 1751 legt Cornelis de 'eed op het gemaal' af, dit i.v.m. de toen recent ingevoerde Ordonnantie op het Gemaal. 'Vermits zijn jonkheijt' hoeft zijn zoon Dirk nog geen eed af te leggen. dat gebeurt pas op 26 april 1757. In het jaar 1753 was Cornelis tevens een van de vier korenmolenaars die zich tot de Edele Grootmogende Heeren Staten van Holland en West Vriesland wendden, met het verzoek tot verhoging van het maalloon. De mede-verzoekers waren Gijsbert Batenburg te Mijnsheerenland, Arij Reijshouwer te Goidschalxoord en Jacobus de Leeuw te 's-Gravendeel.

Op 8 januari 1784 gaf Dirk de Bruijn het overlijden aan van zijn vader Cornelis. Dirk was echter reeds vanaf 1770 eigenaar van de molen. Hij was te Puttershoek gedoopt op 25 maart 1736, en huwde op 17 mei 1767 Arijaantje Vermaas. Uit dit huwelijk werden 10 kinderen geboren. Evenals zijn vader maalde hij (tot 1775) voor de armen van Maasdam. Ook hij huurde de dijkberm van de polder als weiland. Overigens blijkt er tussen 1769 en 1786 een watermolenaar in dienst van de polder het Nieuwland van Puttershoek, die eveneens de naam Dirk de Bruijn droeg. Dirk heeft de korenmolen maar liefst 42 jaar in zijn bezit gehad.

In het jaar 1812 kwam de molen in handen van Dirks zoon Johannes, geboren op 18 april 1780 te Puttershoek. Hij trouwde met Geertrui de Pee. Hun eerste kind, Dirkje, werd op 12 oktober 1813 geboren.

Het kadaster, dat tijdens de periode dat Johannes eigenaar was werd opgemaakt, vermeldt dat deze in het bezit was van de kadastrale percelen sectie B nrs. 233 t/m 235. De omschrijving luidt: "Boomgaard, tuin, koornmolen, huis en erf". Volgens het bevolkingsregister woonden in 1825 in het molenaarshuis Johannes met twee dochters, te weten Dirkje, geboren 12 oktober 1813, en Teuntje, geboren 10 februari 1815. De enige zoon, Ary, overleed reeds in 1822. Verder waren er in dit pand inwonend: Cornelis de Bruijn en zijn echtgenote Pietertje de Bruijn. Cornelis was watermolenaar. Johannis overleed op 9 november 1828. Hiermee kwam een eind aan de periode van 94 jaar dat het geslacht De Bruijn de molen bemaalde.

In 1829 werd de molen door de erven De Bruijn verkocht aan Cornelis van Holst, getrouwd met Neeltje Vrijland, met wie hij drie kinderen had. Na het overlijden van Neeltje in 1830 hertrouwd Cornelis met Elisabeth van der Hoek, met wie hij één dochtertje kreeg.

In 1836 liet Cornelis de oude wipkorenmolen afbreken en vervangen door een nieuwe stenen korenmolen ter plaatse, die de naam "De Lelie" zou krijgen. Bij de bouw werden hoogstwaarschijnlijk onderdelen van de voorganger hergebruikt.


Informatie van Jesse in 't Veld, 24 oktober 2016

aanvullingen

trivia

De molen komt voor op de kaart van Johan Blaeu, 1657 (Toonneel des Aerdrycks, ofte Nieuwe Atlas).

Rotterdamsche courant, 26 maart 1829
OPENBARE VERKOOPING, in de Herberg de Posthoorn, te Puttershoek, bij veiling op Saturdag den 4 April 1829, des namiddags ten 2 ure, en bij afslag Saturdag den 11 April 1829, des voormiddags ten n ure, door den Notaris LUDOVIKUS KLUIT, residerende te Mijnsheerenland , als daartoe bij vonnis van de Regtbank van Eerste Instantie te Dordrecht benoemd, ten overstaan van den Heer Vrederegter van het kanton Strijen van: " Den WIND-KORENMOLEN in de aanzienlijke gemeente Puttershoek, hebbende eene bevolking 'van circa 1300 zielen, met een HUIS, SCHUUR en ERVE, alles staande en gelegen even buiten den dorpe Puttershoek. Breeder bij Biljetten omschreven. Te aanvaarden met de betaling van den koopprijs. Terwijl nadere onderrigting ten Kantore van gemelden Notaris te" bekomen is.