Molen (oliemolen), Edam

Edam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
(oliemolen)
modeltype
Onbekende windmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08299
oude dbnr.
V8299
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Edam
plaatsaanduiding
aan de Purmer ringsloot
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
streek
De Zeevang
geo positie
X: 131599, Y: 502291
N: 52.50781, O: 5.04253

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
kruiwerk
buitenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De enige windoliemolen van Edam was een achtkante bovenkruier, die in 1627 voor Pieter Claesz Keetman c.s. werd gebouwd en buiten de Monnickendammer poort aan de Purmer ringsloot stond. De aanvoer van koolzaad was op die plaats geen probleem. In de Purmer werd dit verbouwd en ook ten zuiden van Edam was deze grondstof te vinden.

Samen met de schepen Pieter Keetman waren verder Jan Cornelisz (helft) en Pieter Evertsz (kwart) eigenaar van de olieslagerij. Reeds na enkele jaren trachtten zij het bedrijf te verkopen, maar dat lukte niet direct. Uiteindelijk vonden ze in Jan Heertjes uit Zaandam een koper voor de opstand van de oliemolen en het bijbehorende huis.

Hoe het daarna verder ging bleef onduidelijk. Het zou kunnen zijn dat Heertjes de molen wilde afbreken om hem naar elders te vervoeren, maar het is zeker dat het niet doorging en dat dit Pieter Dircksz in de kaart speelde. In 1639 verkochten zijn weduwe Geert Jacobs en haar zoon Jacob Pietersz Lanst namelijk een oliemolen, gelegen buiten de Monnickendammer poort aan de Purmer ringsloot en oude Pumerdijk, uit de boedel van Pieter Dircksz aan Jacob Pietersz Mieuses.
Kennelijk zocht Jacob Mieuses een opvolger voor de vroegere ros-oliemolen (Tenbruggencatenummer 08298) in de stad. De windmolen die hij kocht had drie zogenaamde haardsteden, waarvoor ook belasting moest worden betaald. In de verponding was men tien gulden verschuldigd, minder dan in het kohier van na 1630. Jacob Pietersz Mieusz, die net als zijn vader het ambt van burgemeester bekleedde, overleed na korte tijd. Onder zijn zoon, burgemeester Pieter Mieusz, die ook de toepasselijke achternaam Olij voerde, is de molen uiteindelijk verdwenen.

Bij de beraadslagingen over de aanleg van de trekweg tussen Monnickendam en Hoorn had men het tracé via het molenerf uitgezet. De route werd als volgt omschreven:
"Van Monnickendam langhs de zeedijck tot de Rietvinck toe en van daer op de Zed aen langhs het binnenwechje, met den rechte linie van daer lijnrecht tot op de Purmer ringhsloot tot bij de seste watermolen. Van daer langhs het ouden dijckjen op de ringhsloot, voort olijmolentjen om, met het treckpadt binnen de zaechmolen ende Purmer houttuijn heen tot de poort van Edam."

Daarna is het "olij-meulentje" van het toneel verdwenen. De grondbelasting voor het perceel bleef echter gehandhaafd en de betreffende post werd in de boeken aangeduid als "den olijmolen van Pieter Muusz Olij die afgebroken is".

Bron: Molens van Edam door drs. D.M. Bunskoeke, 1999. Uitgave Vereniging Oud Edam.