Molen Noordpolder, Laeckmolen / Galgemolen (2e), Den Haag

Den Haag, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Noordpolder, Laeckmolen / Galgemolen (2e)
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08289
oude dbnr.
V6036
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Den Haag
plaatsaanduiding
aan de Broeksloot
gemeente
Den Haag, Zuid-Holland
streek
Haaglanden
geo positie
X: 82685, Y: 453810
N: 52.06785, O: 4.33253

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting

Vijzel

plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

Het jaartal "1621", dat tot de restauratie in de jaren 1983 - 1988 op de baard van de huidige Laak molen te lezen stond, is bedriegelijk. In feite dateert de molen in de huidige vorm van 1699, toen een omvangrijk herstel- en wijzigingsplan is uitgevoerd. De geschiedenis van de molen gaat echter verder terug. Op de kaart die Jacob van Deventer is ca. 1545 van 's-Gravenhage en omgeving vervaardigde, is ter plaatse al een molen afgebeeld. de molen had als taak de bemaling van de Noordpolder. In de nabijheid van de Laackmolen lag het galgenveld van het Hof van Holland, een lugubere omgeving, waardoor men de molen ook wel de Galgemolen noemde. De oudste afbeelding van de Laackmolen, uit 1560 en 1614, geven een molen van een ander type weer dan de huidige: een ronde stenen molen met een puntig dak. In 1651 en 1652 schilderde Jan van Goyen echter een molen, die veel overeenkomsten vertoonde met de huidige, een achtkante, met riet bedekte molen op een lage onderbouw. Het lijkt er dus op dat er in de eerste helft van de zeventiende eeuw een verandering plaats vond. Wellicht gebeurde dit in 1632, toen de Haagse timmerman Bastiaen Willems veel werkzaamheden verrichtte aan de toen "onttramponneerde en vergaene" molens. Het is nog steeds onduidelijk waarom op de baard van de molen het jaartal 1621 te lezen was

In de winter van 1698/1699 regende het klachten over de bemaling van de Noordpolder. Na veel discussie besloot men de beide molens een herstelbeurt te geven. In Juli 1699 bleek echter dat voor de Laeckmolen reparatie alleen niet voldoende was. Men besloot tot een meer omvangrijke aanpak.

Uit 1699 zijn twee bestekken bekend, het "Besteck van het timmerwerck aan de Laeckmoolen in de noordpolder van Rijswijk" en het "Besteck van het Metselwerck". Opvallend is, dat het werk opgegeven door "de Heeren ingelanden van de Noortpolder te Rijswijck" omschreven wordt als het "rijsen en repaareeren van de Laackmolen". Met het oprijsen bedoelde men het opvijzelen van de molen met "ses en een halven voet" (ca 190 cm). De metselaar diende daartoe de bestaande aangetaste fundamenten ten minste af te breken tot de huidige begane grond. Vervolgens moest hij de muren zes en halve voet hoger optrekken dan voorheen. De aannemer van het timmerwerk moest volgens het bestek het overgrote deel van het hout vervangen. Zo zouden onder andere vernieuwd worden:"de eijcken wateras, het schepradt, de eijcken spil, deurcasijne, de spruijtbalck met twee steeckschoren, de keuvelensbalck, de staartbalck, 2 greijne roeden, de bedstee, de steecktrap, 8 boventaeffelelementen, 8 blockeels en vloeren". Reparatie zou plaatsvinden aan: "de cap, de cuijp, de rollen, kruijwerck, de solders" tenslotte moest de aannemer maken "een nieuwe baert met behoorlijke krullen op te cieren soo dat den aennemer daer eer van heeft".

Bij het ontmantelen en afbreken van de molen bleek deze in een slechtere staat te zijn dan voorzien. Het bestek kreeg dan ook enkele aanvullingen. Zo moest de aannnemer een nieuw achtkant maken "een voet hooger op sijn stijlen als de oude moolen is" verder vermeldt het bestek:"Over sulcx dat de moolen sal sijn een volkoomen nieuwe moolen, want al het oude hout daer sal mogen aen verwrogt werden sal soo goet als nieuw moeten sijn, tot keurre ende genoegen van den Heeren besteeders, off die sij daer sullen gelieven toe te stellen". De conclusie is te rechtvaardigen, dat de Laakmolen in 1699 vrijwel geheel is vernieuwd en dat op sommige plaatsen hout secundair is verwerkt. De betreffende werkzaamheden werden in zeer korte tijd in 1699 uitgevoerd door Cornelis Voorstadt en Huygh van Leeuwen,"meestertimmerluyden" en A. van Duijn, de metselaar. Het ging hier om het vervangen van de voorganger van de Laeckmoolen gebouwd in 1632. Volgens de afrekening uit 1700 kostte het project totaal 6142 gulden.

Ogenschijnlijk is de omschrijving van de werkzaamheden van 1699 in tegenspraak met de afbeeldingen van Jan van Goyen uit 1651 en 1652. Immers Jan van Goyen beeldt ook al een molen af met een lage onderbouw. Gezien het bovenstaande was dit een molen, waarbij de achtkante houten bovenbouw (tafelementen) vrijwel op het maaiveld stond, op een stenen fundering. De onderzijde van dit achtkant was bedekt met houten planken waarna de rietbedekking begon op circa 190 cm hoogte. Een opbouw die nu nog gezien kan worden bij de Nieuwe Veenmolen aan de IJsclubweg te 's-Gravenhage uit 1654.

Bron: VOM reeks uitgave 1988 nr. 3.
J.N.J. Vondeling.