Molen Nieuwe molen, Edam

Edam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Nieuwe molen
modeltype
Standerdmolen
functie
runmolen, korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08266
oude dbnr.
V8266
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Edam
plaatsaanduiding
op de Molenwerf, Achterhaven nz.
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
streek
De Zeevang
geo positie
X: 132121, Y: 502940
N: 52.51366, O: 5.05017

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Zie voor de vroege geschiedenis van de vier Middeleeuwse korenmolens De Oostermolen, Tenbruggencatenummer 08270.

Aangezien er in een transportakte uit de 16e eeuw een rentebrief uit 1454 staat vermeld, zal de molen in dat jaar zijn opgericht. De molenaars maakten gebruik van het water uit de Achterhaven, dat doorlopend werd ververst met polderwater uit de Zeevang. Rondom de molen ontstond een ambachtsbuurt waar zich ondermeer leerlooiers en schoenmakers vestigden.

In de 16e eeuw was de molen gezamenlijk eigendom van de op de Lingerzijde wonende Meijnert Jan Woutersz en Dirc Jansz molenaer.

In of voor 1557 had de molen zijn functie als runmolen verloren, en diende daarna als vierde korenmolen van Edam. Gezien het aantal korenmolens, zal een groot deel van de produktie voor de uitvoer bestemd zijn geweest.

In 1581 verkocht Crijn Dircxz zijn helft aan Sijmon Jacobsz uit Alkmaar, die zijn aandeel na twee jaar overdeed aan Reijn Pietersz uit Purmerend. Niet lang daarna werd het molenerf, groot 66 roeden en tien voeten (ca. 946 vierkante meter), "bij die stede aengetast". Kennelijk wilde men hier meer woningen bouwen, want er waren al vijftien woningen "op 't moelenlandt" gelegen.

Ondertussen klaagden de molenaars in de stad over hun geringe inkomsten en op hun verzoek mocht er van de vroedschap één korenmolen verdwijnen. Het oog viel daarbij op de Nieuwe molen, die inmiddels bij Sijmon en Reijn molenaar in gebruik was. De bebouwing was daar toch al genaderd en goede windvang werd steeds moeilijker. De vroedschap liet echter weten dat men deze molen wilde behouden en dat afbraak zonder toestemming van de burgemeesters ook niet was toegestaan volgens de regeling met de stichter van de molen, mr. Gerrit.

Molenaar Sijmon Jacobsz was echter vastbesloten om de molen, die ook vervallen was, af te breken en elders weer op te bouwen. De burgemeesters vroegen zich af of hij en mede-eigenaar Gerrit Jansz "dese molen niet soude begeren te stellen in de stadt off buijten hieromtrent om tot een coorn- ende een rinmolen gelicken te mogen gebruijcken bij tijden van noodt". Het molenerf kon dan door de stad worden overgenomen en voor de molen zou een andere plaats worden gezocht. In de volgende vergadering werd dit officieel vastgelegd:
"Op't request van Gert Jansz ende Sijmon Jacobsz molenaers, die versoecken om haere molen die ontreddert es ende bij haer gene vermogen en waer denselven te repareren, om dieselve te mogen affbreecken en vervoeren ter plaetze daer het haer best gelijft soude zijn etc. Is den supplianten geconsenteert dieselve aff te breecken ende vervoeren tot haeren willen, midts dat die stede aen haer sal behouden tot vrij eijgen die laen ende 't mollenworff. In betaelinge vande oncosten die de stede ter causse van dezelve molen enichsins geleden zal hebben. Midts dat zij de pijlers niet laeger sullen mogen affbreecken dan totter aerde toe."

De Nieuwe molen, tot 1591 nog als korenmolen maar in dat jaar als "die rinmolen" aangeduid, bleef nog enige jaren op dezelfde plaats staan. In een runmolen werd eikenschors vermalen tot run, wat weer gebruikt werd bij het prepareren van leer in een looierij. Dit proces kon voor omwonenden de nodige overlast opleveren. De genoemde runmolen, inmiddels eigendom van Claes Cornelisz en Sijmon Jacobsz, moest van de vroedschap dan ook worden afgebroken "ende wederom gestelt opte walle besuijden Monickendammer poort, midts dat een bequaemen wech gelaten sal werden tusschen de voorsz. molen ende het uuterste van de walle". Deze plaats was goed gekozen, omdat in de naaste omgeving een leertouwerij te vinden was, welke grondstoffen van de molen afnam.

Sijmon Jacobsz verkoos echter een plaats buiten de Zuidoosterpoort, hetgeen hem werd toegestaan onder voorwaarde dat de molen binnen één jaar moest worden gebouwd. Daarmee verdween de eerste molen uit de stad. Het is onduidelijk of hij nog wel herbouwd werd.

Bronnen:
- "Molens van Edam", D.M. Bunskoeke, 1999.
- "Tot verbeteringe van de neeringe deser Stede: Edam en de Zeevang in de late Middeleeuwen en de 16de eeuw" door C. Boschma-Aarnoudse, 2003. Zie Google Books.

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een schatting naar de kaart van Jacob van Deventer.

De Grote Molensteeg herinnert hier nog aan deze molen.