Molen Zijderederij Zijdebalen, Utrecht

Utrecht, Utrecht
v

korte karakteristiek

naam
Zijderederij Zijdebalen
modeltype
Watermolen
functie
aandrijving machine(s)
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08202
oude dbnr.
V8202
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Utrecht
plaatsaanduiding
aan de westelijke Weerdgracht
beek
gemeente
Utrecht, Utrecht
streek
Vechtstreek
geo positie
X: 136095, Y: 456919
N: 52.10020, O: 5.11129

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
9 weefmachines
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
In februari 1681 vroeg en kreeg Jacob van Mollem toestemming om de aandrijving van de voormalige Stadsvolmolen te gaan gebruiken voor zijn nieuwe geheime zijdeweefmachine die op waterkracht moest gaan werken. In 1686 al trachtte hij de naastgelegen Stadsslijpmolen uit te kopen om al het water voor zijn eigen molen te hebben, in 1718 was er een incident betreffende het vernieuwen van het scheprad van de slijpmolen.

De weverij draaide zo goed, dat de woning uit 1681 in 1693 werd vervangen door de buitenplaats Zijdebalen, met een grote tuin. Hiervan zijn zo'n 50 afbeeldingen bewaard gebleven. In de loop der jaren brachten vele hooggeplaatste personen een bezoek aan de zijderederij, van tzaar Peter de Grote in 1717 tot koningin Hortense de Beauharnais in 1807. De bezoekers kregen echter de geheime delen van de geavanceerde machine niet te zien om kopiëren ervan te voorkomen.

De fabriek bestond uit negen weefmachines, die ieder door een riem met het waterrad verbonden waren. Op deze molens stonden 9440 pijpen of haspels, waar de zijde der cocons werd afgewonden. Verder waren sorteerkamers en magazijnen. Op de verdieping boven de werkplaats waren bovendien nog eens 3600 pijpen opgesteld. Op de ruime zolders van de buitenplaats werd de ruwe en gerede zijde opgeslagen. In 1711 waren 100 vrouwen en kinderen werkzaam bij het haspelen, op het hoogtepunt waren 250 personen in dienst!

In 1719 kon Van Mollem de naastgelegen slijpmolen toch aankopen, op voorwaarde dat er twee slijpstenen en de werkplaats ten dienste van de geweermakers in stand moetsen worden gehouden. Tegen 1744 werd al het stromende water voor de weverij gebruikt. Toen men in 1749 klaagde over watergebrek, werd er meteen meer water ingelaten bij Vreeswijk.

David van Mollem betrok de zijde uit India en Perzië, maar ook en vooral uit de (nu) Italiaanse steden Venetië, Bergamo en Bassano. Daartoe liet hij zich Giacomo Sijdervelt noemen.

In 1779 kwam er bovenstrooms een mede-watergebruiker bij, een watergedreven katoenspinner van de heren Abraham Welsingh en Adriaan Swartendijk (Tenbruggencatenummer 11912). Dit ondanks protesten van Maria Petronella van der Mersch, weduwe van Anthonie Sijdervelt, de zoon van Jacob van Mollem.

Na het overlijden van Maria van der Mersch in 1796 kon haar zoon Pieter van Mollem-Sijdervelt de buitenplaats niet meer bekostigen. De fabriek verkeerde in 1800 in verval als gevolg van verminderde aanvoer en afzet van zijde.

De fabriek werd nog in stand gehouden ter wille van de familie-eer en uit liefdadigheid voor enige oudgedienden. Het voordeel was gering, soms nihil. Tenslotte werd de fabriek in 1816 gesloten en in 1819 gesloopt.

Bron: Zes eeuwen molens in Utrecht, W.A.G. Perks. Met dank aan H. v.d. Kaay.

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een ruwe schatting.