In 1582 werd de aanleg van de nieuwe vestingwerken rond Dokkum afgerond. Op de eerste kaart met die nieuwe vestingwerken van Nicolaes Geilekerck (en Ubbo Emmius?) uit 1616 staat deze molen voor het eerst ingetekend. Deze molen op deze positie dateert dus in ieder geval van na 1582. Voor 1582 stonden er in Dokkum al een aantal korenmolens die zijn verdwenen rond 1582. Waarschijnlijk zijn ze naar de nieuwe vesting geplaatst. Deze molen staat het dichtst in de buurt van de verdwenen molen dbnr. 11591. Mogelijk is dan ook die molen rond 1582 hier naar toe verplaatst. Maar het is ook mogelijk dat die molen naar de Kloosterdwinger is verplaatst als dbnr. 7801. Bewijzen hiervoor ontbreken vooralsnog.
-----
Uit de oude belastingkohieren van de stad kennen wij de namen van de molenaars, die de molen sinds 1711 hebben bezeten. Van vóór 1711 waren dat Lieuwe Pijtters en Abraham Ates. Na de dood van eerstgenoemde kwam de molen in 1712 aan zijn weduwe, bijgestaan door Beernt Jans. In 1714 deden zij hun bezit over aan Rienk Martens en Aede Hessels. Aede vinden wij in de kohieren vanaf 1733 vermeld als de enige eigenaar. Hij zou tevens de laatste molenaar van de Aalsumerpoortstermolen zijn.
In 1760 luidde de doodsklok voor de molen van de Aalsumerpoort. De molen was in dat jaar voor gezamenlijke rekening door Aede Ypes, eigenaar van de Grote molen, Gerrit en Michiel Hendriks, eigenaars van de Driepijpster molen, en Dirk en Eeltie Eilderts, eigenaars van de Hanspoortstermolen, voor afbraak gekocht van Aede Hessels. De jaarlijks aan de stad te betalen grondpacht van 13 Caroli guldens en 10 stuivers zou worden omgezet in een eeuwige rente van 9 Caroli guldens per jaar, door de eigenaren van de drie overblijvende molens op te brengen.
Bron: Noord-Oost-Friese korenmolens en hun molenaars, W.T. Keune, 1970.
-----
In 1760 werd de molen door de provincie aangekocht ter afbraak.
Bron: Het molenbestand in Friesland, een overzicht van het aantal der industriemolens in Frl. tot 1900, art. door drs. D.M. Bunskoeke in De Utskoat nr. 40, dec. 1985.
18-06-1760: Leeuwarder courant
Men praesenteert by Boelgoedt te verkopen: De Materialen en de Gereedtschappen van een Afgebroken STANDER MOLEN, bestaande in een brave As met deszelfs Scheenen en Banden, twee Roeden lang, tegens de 72 Voet, met hekken en borden beide zeer goedt, en de eene gansch Nieuw, een deftige Molen Steen Dik 13 Duim, 5 voeten en 2 á 3 Duimen breet, Yserwerk, Ryn-Klauw en Bolspil extra goet, de Stander, twee Kruis-Balken, agt Schooren, een Voorst-Bynt met Naalde en Stormschut meest nieuw, voorts het Radt, Kabels, Touwen, Zeilen en al het geene wyders tot een Molen behoort. Wie Gadinge maakt, kome op Donderdag den 16 Juny 1760, des Nademiddags te één uur, in de Aalsumerpoortster Dwinger binnen Dockum, en kopen op gewone Boel-Articelen.
26 juni 1760,
Verkoop van de afbraak eener standermolen, die gestaan heeft in de Aalsumerpoortster dwinger binnen Dokkum.
Bron: Stads- en Dorpskroniek van Friesland I (1700-1800)
door Dr. G.A. Wumkes,
W.A. Eisma Cz. Leeuwarden, 1930