Molen De Klencke, Oosterhesselen

geschiedenis

toestand

verdwenen

bouwjaar

< 1464

verdwenen

geschiedenis

In natte tijden stonden de groengronden boven de watermolen door de opstuwing van water, grote delen onder water. Hierdoor werden ze op natuurlijke wijze bemest. Veelal werden tussen de eigenaar van de molen en de boeren die deze gronden in gebruik hadden afspraken op schrift vastgelegd. Hierover zijn geschriften bewaard gebleven van de watermolens van Deurze en van De Klencke bij Oosterhesselen. In 1464 kwam Geert Klencke met de boeren van Benneveld het volgende overeen: "Hoert meer soe sint vorworde dat Gheert ofte zijne arffg. voerss. die schutten uptrecken soelen up den tijnden dach nae Unsere Lieve Frouwendach Annunciationie in der vasten, meer weert saecke, dat die schutten nicht upgetogen en worden up die voerss. tijd, soe moegen die voerss. buer die schutten up trecken, sunder weder seggen. Oick sint vorwerde dat Gheert off zijne arffg. voerss. weder setten moegen toe Sandtgangen die schutten"

Uit deze overeenkomst blijkt dat het water tussen 4 April (10 dagen na 25 Maart, waarop "Unser Lieve Frouwendach Annunciationie" viel) en 10 Oktober ("Sandtgangen") niet mocht worden opgestuwd. Hieruit viel op te maken dat de watermolen voornamelijk in de herfst- en wintermaanden in bedrijf kan zijn geweest

De molen lag niet, zoals men geneigd is te veronderstellen, bij de Klencke. De plaats is nauwkeurig te bepalen door een tekening op de achterzijde van de overeenkomst, waar o.m. vermeld wordt dat het gaat over de "watermolen by den Moesterdiek". De Mosterddijk is een nog bestaande weg, die het Drostendiep kruist. Het Drostendiep is echter ter plaatse verlegd.

Bron: G.A. Coert, Stellingnieuws 10 en 11 (1985).
jnjv