Molen (gortmolen), Noord-Scharwoude

Noord-Scharwoude, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
(gortmolen)
modeltype
rosmolen
functie
grutmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
07576
oude dbnr.
V7576
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Noord-Scharwoude
plaatsaanduiding
Molenkade
gemeente
Dijk en Waard, Noord-Holland
streek
Geestmerambacht
geo positie
X: 116022, Y: 524105
N: 52.70296, O: 4.81054

constructie

modeltype
rosmolen
krachtbron
spierkracht
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
geschiedenis
Op 30 juni 1684 verkocht de pacht-molenaar Willem Danielsz de grutterij met het oudste paard en schuitje, aan Cornelis Dirksz Meyer en zijn schoonzoon Pieter Pietersz te Wormerveer. De eerste financierde de aankoop, de laatste vestigde zich in Noord-Scharwoude als gorter. Na het overlijden van Pieter hertrouwde zijn weduwe Guurtje Cornelisdr. met Cornelis Jacobsz, gorter, die het bedrijf tot 1706 voortzette.

Guurtjes vier kinderen erfden de helft van de grutterij van hun grootvader, en kochten op 1 februari 1706 voor ƒ 600 de andere helft erbij van hun moeder. Zoon Cornelis Pietersz werd gorter in Hensbroek. Op 12 mei 1709 verkochten de kinderen de grutterij aan Aarjen Jansz Bakker van Alkmaar voor ca. ƒ 1600.

Bakker verkocht de grutterij op 16 april 1710 voor ƒ 1500 door aan Cornelis Claasz, de zoon van korenmolenaar Claas Thomasz van de achterliggende Langedijker korenmolen, Tenbruggencatenummer 07572.

Cornelis Claasz verkocht op 17 mei 1714 het bedrijf voor ƒ 1600 aan Jan Albertsz 't Hooft uit Schagen. Waarschijnlijk vanwege schulden verhuurde deze Jan Albertsz zich als bijverdienste in 1720 aan een haringreder, en machtigde zijn vrouw Neeltje Jacobsdr Blaauw om al zijn zaken te behartigen. Toen haar man lang wegbleef, was Neeltje gedwongen op 10 mei 1721 de grutterij voor ƒ 1300 te verkopen aan Claas Pietersz Bakker, gorter te Alkmaar.

Na het bijna gelijktijdig overlijden van Claas Pietersz Bakker en zijn vrouw Pietertje Pietersdr Ouwerijk (begr. 14 augustus 1724), verkochten de voogden van Bakkers weeskind de grutterij op 20 augustus 1724 voor ƒ 1400 aan Jan Cornelisz, de stiefzoon van de korenmolenaar. Bij de verkoop werd vermeld dat deze daarvoor gorter was geweest te Dirkshorn, in de heerlijkheid Haringcarspel.

In 1729 rees er een geschil tussen de gorter en de korenmolenaars over het onderhoud van de brug tussen de dorpsstraat en het Noordereiland, en het pad langs de grutterij naar de korenmolen. De gorter wilde dat zijn stiefvader (voor 6/7 deel) en de kerkmeesters van Broek (voor 1/7 deel) meer zouden bijdragen aan het onderhoud ervan. De ruzie liep zo hoog op dat de gorter zijn stiefvader de doorgang ontzegde, en de zaak moest zelfs beslist worden door een uitspraak van het Hof van Holland van 20 oktober 1720.

Jan Cornelisz Gorter nam op 5 mei 1732 de korenmolen van zijn stiefvader over, en verkocht op 29 mei 1732 de grutterij voor ƒ 2000.

Bron:
- "De Langedijker korenmolen en zijn eerste particuliere eigenaar", artikel door H. Schoorl in "West-Friesland Oud en Nieuw" 1981. Met dank aan H. van der Kaay.