Molen De Vlinder voorganger, Rijnsburg

Rijnsburg, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Vlinder voorganger
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
07575
oude dbnr.
V4702
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Rijnsburg
gemeente
Katwijk, Zuid-Holland
streek
Rijnland
geo positie
X: 91057, Y: 467756
N: 52.19422, O: 4.45200

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1614 - 1700 afgebroken
geschiedenis
Op 8 oktober 1577 werd voor de erfpachtsom van 2 pond een windbrief (het recht om een molen te mogen bouwen en exploiteren) voor een korenmolen te Rijnsburg verstrekt aan Dirck Gerritsz. van Kessel, rentmeester van de abdij van Rijnsburg. Het is niet duidelijk of dat deze molen betreft of dbnr. 17364. Zelfs is niet uit te sluiten dat dit één en dezelfde dezelfde standerdmolen betreft die is verplaatst.

Bron en algemene informatie: www.gahetna.nl, index Grafelijkheidsrekenkamer: windrechten (molens)
-----

Onderstaande tekst is gepubliceerd in:

Eerden, R.A. van, R.H.P. Proos, TGV teksten en presentatie (red.), 2006. Archeologische Kroniek Holland 2005. Historisch tijdschrift Holland; jrg 38, 2006. Historische Vereniging Holland/Verloren, Haarlem/Hilversum.

Het betreft een verslagje van een archeologisch onderzoek dat ik in 2005 heb uitgevoerd en waarbij ik de fundamenten van een standerdmolen aantrof. De situatie is nu dat deze plek beschermd wordt, dat de bouwplannen aangepast worden en op een nog te bepalen manier zichtbaar zal worden dat hier die molen heeft gestaan.

Rijnsburg – De Horn

In opdracht van de gemeente Rijnsburg (inmiddels gemeente Katwijk) heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli 2005 een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd aan de oostelijke rand van het plangebied De Horn in de gemeente Rijnsburg. Dit onderzoek richtte zich uitsluitend op de zogenaamde ‘molenlocatie’, op de plaats waar de Oude Vliet in de Vliet uitmondt, en niet op het zeer nabijgelegen Merovingische grafveld. Eerder onderzoek had duidelijk gemaakt dat op deze plek mogelijk de resten van de in 1700 gebouwde en in 1935 afgebroken korenmolen De Vlinder en de molenaarswoning aangetroffen konden worden. Bovendien werd niet uitgesloten dat zich in de bodem resten van (een) eventuele voorganger(s) van De Vlinder zouden bevinden.
Voor het bestaan van een voorganger van de in 1935 afgebroken korenmolen De Vlinder bestaan enkele aanwijzingen. De oudste schriftelijke gegevens gaan terug tot een transportakte uit 1584 en de kaart van Floris Balthasar en zoon uit 1614 (Zandvliet, 1989; figuur 1). Men vermoedt dat de molen kort voor 1584 is gebouwd (Glasbergen & Leenheer, 1974). Volgens mededeling van de huidige eigenaar van het terrein zijn de funderingen van de navolger, korenmolen De Vlinder, nog steeds aanwezig. Ook is er sprake van een nog aanwezige molensteen.
Het is van de voorganger van De Vlinder dat sporen zijn aangetroffen. In put 2 werden twee fundamenten aangetroffen die als teerlingen kunnen worden geïnterpreteerd, uit bakstenen opgemetselde stiepen waarop houten standerdmolens hebben gestaan (figuur 2). Standerdmolens zijn geheel houten molens waarvan de romp of kast rust op, en draaibaar is rond, een houten spil, de zogenaamde ‘standerd’. De kast rust op een onderstel bestaande uit vier of acht schoorbalken en twee kruisplaten. Deze houten constructie rust, middels een verbinding met zogenaamde zonneblokken, op natuur- of bakstenen massief gemetselde blokken, de teerlingen of stiepen. Teerlingen worden normaliter in kruisvorm met de korte zijde naar binnen geplaatst. Oriëntatie van de assen is noord-zuid en oost-west (waarbij de teerlingen op de noord-zuid as hoger opgemetseld worden). Op deze wijze ontstaat tussen de teerlingen een open ruimte van ca 3,5 m, vrijwel precies de maat die in Rijnsburg is gemeten.
De datering van beide aangetroffen teerlingen, 13e eeuw en/of later, komt goed overeen met enerzijds de informatie uit schriftelijke bronnen, en anderzijds de periode waarin standerdmolens in Nederland voorkomen. De vroegste standerdmolens dateren in een late fase van de 13e eeuw. Feitelijk worden tot op de dag van vandaag replica’s van standerdmolens gebouwd (molen ‘De Put’ in Leiden is hier een goed voorbeeld van), maar het molentype raakte in onbruik vanaf het moment dat stenen korenmolens hun intrede doen. De standerdmolen in Rijnsburg is in elk geval voor 1584 gebouwd en tussen 1614 en 1700 afgebroken. Het is gezien de verschillende datering van de bakstenen uit beide fundamenten mogelijk dat de molen zelfs een verbouw of herbouw heeft gekend. Dit is bij een dergelijk houten en bovendien zeer brandbaar molentype niet ongebruikelijk.
Op basis van deze resultaten is een kort aanvullend onderzoek door middel van een sonderingsijzer en het graven van een sondage (kijkgat) uitgevoerd met het doel de inmiddels voorspelde aanwezigheid en ligging van de twee ‘ontbrekende’ teerlingen te toetsen: dit onderzoek bevestigde het vermoeden dat Rijnsburg de resten van een standerdmolen uit de 16e of 17e eeuw rijk is.
Het aantal standerdmolens of restanten van standerdmolens in Nederland bedraagt voorzover bekend 49 (bronnen: www.molendatabase.nl en ARCHIS). Hiervan staan er slechts twee in Zuid-Holland, in Brielle en Leiden. Dit zijn echter beide replica’s, respectievelijk in 1985 en 1987 gebouwd. Het merendeel (37 stuks) staat op de Oost- of Zuid-Nederlandse zandgronden. Slechts de standerdmolens in Retranchement en Sint-Annaland, beide in Zeeland, zijn in een met Rijnsburg vergelijkbare –fysische- omgeving gebouwd. Van de nog bestaande standerdmolens dateren er 21 voor 1800 en maar zes in de 17e eeuw en drie in de 16e eeuw. Hoewel het type al sinds het einde van de 13e eeuw wordt gebouwd, dateren de oudste (resten van een) standerdmolen in Nederland uit 1532, te weten de standerdmolen van Nistelrode in Noord-Brabant.
De fysieke resten van een standerdmolen uit de 16e of 17e eeuw of zelfs uit de Late Middeleeuwen zijn binnen een West-Nederlandse context, op basis van bovengenoemde gegevens, uiterst zeldzaam te noemen, en zijn als behoudenswaardig te beschouwen. De gemeente Katwijk is derhalve voornemens de molenlocatie in de planvorming te ontzien en de fundamenten, door deze bijvoorbeeld op te metselen, weer zichtbaar te maken in het landschap.

RAAP Archeologisch Adviesbureau, I.A. Schute

Literatuur

Glasbergen, J.B. & S.C.H. Leenheer, 1974. Duizend jaar Rijnsburg. Leiden.

Schute, I.A., 2005. Plangebied De Horn, locatie molenplaats, gemeente Rijnsburg; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven). RAAP-rapport 1222. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam.

Zandvliet, K. (red.), 1989. Prins Maurits’ kaart van Rijnland en omliggend gebied door Floris Balthasar en zijn zoon Balthasar Florisz. Van Berckenrode in 1614 getekend. Canaletto, Alphen aan den Rijn.

Informatie van Ivar Schute, 30 september 2008

aanvullingen

trivia
Onderschriften figuren:

Figuur 1. Reconstructie van de ligging van de molenfundamenten te Rijnsburg

Figuur 2. Ligging van de “Coremole” op de kaart van Floris Balthasar en zoon (1614)