Rond 1365 werden de problemen betreffende de waterhuishouding in het Overwaardsgebied groot, met name dus het oostelijk deel van de Alblasserwaard. Een aantal ambachtsheren besloten een groot kanaal te graven vanaf Groot-Ammers in de westelijke richting tot aan Elshout, het zogenaamde Groote- of Achterwaterschap, om zo te zorgen voor een betere afvoer van het water.
Op de lange duur bleek men ook in Elshout dit water niet meer te kunnen lozen, waarna men in 1570 besloot in de Giessendamse Haven vijf voormolens te bouwen.
De Giessen werd zo als boezem van de Overwaard via een voorboezem afgemalen op de Merwede.
In 1580/81 werden de molens alweer gesloopt, waaruit men kan opmaken dat het waarschijnlijk geen succes was. In de plaats van deze vijf molens werden rond 1583 buitendijks bij Groot-Ammers ter ontlasting van de Overwaardsboezem 5 voormolens gebouwd.
Maar ook dit bleek niet te voldoen. Pas in 1740 werden de problemen pas echt opgelost toen het waterschap "de Overwaard"in Elshout (Kinderdijk) 8 achtkante grondzeilers liet bouwen welke de boezem in een reservoir af gingen malen.
