Molen Volendammer Meer tweede molen, Volendam

Volendam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Volendammer Meer tweede molen
modeltype
Weidemolen
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
07372
oude dbnr.
V7372
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Volendam
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
streek
De Zeevang
geo positie
X: 133662, Y: 501295
N: 52.49894, O: 5.07298

constructie

modeltype
Weidemolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Scheprad
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
In de Zuidpolder verbreedde het IJ zich geleidelijk richting Volendam. Dat werd Voor-IJ of Volendammer Meer genoemd. Omdat ook dit binnenwater een potentieel gevaar vormde en inpoldering wel lucratief leek, vroeg het stadsbestuur octrooi voor het droogmaken van het Voor-IJ. Op 16 december 1631 werd dit octrooi verkregen.

Na de bedijking in 1632 moesten twee molens het meer droog gaan malen. Ze waren gebouwd door Pieter Cornelisen Camerlingh naar een bestek van de bekende Jan Jansen Vijselaer. Deze laatste had namelijk op 20 december 1630 een negenjarig octrooi gekregen voor een uitvinding die grotere opvoerhoogten met schepraderen mogelijk maakte.

Beide watermolentjes in het weldra drooggevallen Voor-IJ werden reeds in 1634 enigszins verplaatst, waarschijnlijk door molenmaker Andries Jacobsz. Ze waren van meet af aan bediend door Hidden Adis, die ook een huisje in de polder had. Na enkele jaren stopte Hidde Ades er echter mee en in 1640 deed hij zijn huisje over aan de stad.

De stad verhuurde vanaf dat moment een boerderij in de polder, waarvan de boer ook de molen bediende. De eerste "meereboer" na Hidde was Pieter Jacobsz uit Schoorl, die meteen met een verandering te maken kreeg. Kennelijk werkte de uivinding van Vijselaer niet goed (genoeg), getuige de verplaatsing van de molens in 1634. Het stadsbestuur wist inmiddels dat er een nieuwe uitvinding was, waardoor de bemaling van de polder afdoende en goedkoper kon worden uitgevoerd. Er was namelijk een vijzelmolen die "het water soo hooch brengen can als de jegenwoordige achtcante wintmolens met haer tweën doen, jae eer meerder als minder quantiteijt van water uijtlosen connen".

In 1642 informeerde men naar de uitvinder Sijmon Jacobsz Hulsbosch, die op dat moment in Brazilië was. Zijn zaken werden door Jan van Baerle uit de Breestraat in Amsterdam behartigd en voor de somma van ƒ 125,= werd via hem een bestek verkregen "om een vijselmollen te maken tot uijtmalen vant wateren" te maken. Dit werd uitgevoerd bij een molen met 65 voet en 10 duim vlucht (ruim 18,65 m) in het Voor-IJ. De opvoerhoogte van de verbeterde molen (zie de Opvolger) was toen zo groot, dat de andere molen kon verdwijnen.

Bron: Molens van Edam door D.M. Bunskoeke, 1999.

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een schatting naar het kaartje in genoemde bron.