Molen van Floris van Alkemade en Jan Grietensoen, Alkmaar

Alkmaar, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Molen van Floris van Alkemade en Jan Grietensoen
modeltype
Wipmolen
functie
poldermolen
bouwjaar
toestand
verdwenen
Ten Bruggencate-nr.
06969
oude dbnr.
V6969
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Alkmaar
plaatsaanduiding
bij Alkmaar of Schoorl
gemeente
Alkmaar, Noord-Holland
streek
Alkmaar

constructie

modeltype
Wipmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Floris van Alkemade en Jan Grietensoen creëerden in 1407 een machine om water op te malen. Deze uitvinding trok de aandacht van het landsbestuur, want graaf Willem IV zond vanuit Den Haag afgezanten om het wonder te aanschouwen:

"Item enen bode gesent an den hyemrade van Delflant mit brieve, roerende dat sy t'Alcmair togen, om een ondersoec te doen van den water, dat heer Florijs van Alcmade ende Jan Grietensoen mitter molen uutgeworpen hadden, hem gegeven VIIJ d.g. Item om derselver sake willen enen bode gesent an heren Bertout van Assendelf ende Wouter van Gent, hem gegeven IJ s. IIIJ d.g., tesamen IIJ s.g."
[Zie uitleg bij Aanvullingen.]

Niet overgeleverd is waar de molen stond, hoe hij er uitzag en hoe de bemaling werkte.

Bronnen:
- "Middeleeuwse watermolens in Hollands polderland", A. Bicker Caarten, 1990.
- "De poldermolens van Alkmaar", door Tom Kreuning en Joan Harmsen, in Alkmaar op de Wind, 2007.
-----

Volgens oude kronieken werd de eerste waterwindmolen in 1408 in Schoorl opgesteld. Het was een uitvinding van een timmerman te "Groede" (Groet). Zijn werk trok zelfs de belangstelling van de heemraden van Delfland, die in 1408 naar Alkmaar reisden om daar de watermolen te zien, waarmee Floris van Alkemade en Jan Grietensz "water hebben uitgeworpen". Een groot stenen gevaarte was het beslist niet, want de aannemers accordeerden dat ze de molen weer zouden komen opzetten als hij onverhoopt omwoei.
Bron: P.P. Goettsch, SCHOORL, blz. 70. Verzameling H. van der Kaay.
-----

In 'Het jaar van de molen' (2007) is opnieuw de vraag gesteld, waar dan die eerste poldermolen zou kunnen hebben gestaan. Verschillende plekken zijn kandidaat, maar schrijver dezes wil pleiten voor het Molenland in de Egmondermeer. Dit eiland, dat op de oudste kaarten (1540, 1560) staat aangegeven als een omkaad gebied met een eigen bemaling, heet natuurlijk niet voor niets zo. Een toponiem (aardrijkskundige naam) heeft een onderscheidend vermogen. [...] Wanneer men een stuk land 'Molenland' noemt betekent dat zoveel als 'het land waar de molen op staat' - dat wil dus zeggen de enige in de wijde omgeving. Zoals gezegd was de poldermolen voor 1500 een bekend fenomeen en dat geldt ook voor de driehoek tussen Bergen, Egmond en Alkmaar. Het Molenland moet zijn naam dus ruim voor die tijd hebben gekregen. Een absoluut bewijs is er niet, maar ik geef de hypothese graag voor een betere.
Bron: Frits Davind Zeiler in "Modderen en Malen", De Berger- en Egmonderpolders, toelichting bij een tentoonstelling in Het Sterkenhuis in Bergen, zomer 2009.

Zie ook Molen(s) op het eiland Moelandt/ Zuidermeer (Tenbruggencatenummer 08232).

aanvullingen

trivia
Er zijn aanwijzingen dat in de Middeleeuwse Lage Landen toch al eerder een windmolen voor polderbemaling werd gebruikt, zie de Hoosmolen te Drongelen, België (Belgisch Molenbestand dbnr. 522).
-----

Uitleg bij het bericht van graaf Willem IV uit 1407:
Hier werden Romeinse cijfers gebruikt. De schrijver gaf aan de laatste I van de getallen een haal, zodat het bij de transcriptie een J werd.
De berekening klopt precies: er staat dat 8 d (=deniers) groten plus 2 s (=schellingen) en 4 d (=deniers) groten gelijk zijn aan 2 s 12 d groten. Aangezien er altijd 12 deniers gaan in 1 schelling, wordt het totaal 3 s (=schelling).
Hoe dit interpreteren? Vooreerst moet het duidelijk zijn dat schellingen en deniers hier staan in de betekenis van rekeneenheden, zijnde hoeveelheden van iets. Dit betekent dat de schelling staat voor 12 eenheden, geheten "deniers". In feite staat er dat het totaal gelijk is aan 3 s of 36 deniers. De munt waarnaar de auteur verwijst is de groot: dus staat er dat het totaal 36 groten is. Let op dat "denier" vele betekenissen heeft: het kan betekenen letterlijk dan, een zilveren muntje uit de 12de en 13de eeuw, maar kan ook staan voor het woord "munt" vandaar dat hij spreekt over d. g. (= deniers groten), wat niets anders betekent dan munten van het type groot!
Blijft de vraag: welke groten worden bedoeld? Vermoedelijk waren dit Hollandse groten uit de periode 1406 - 1408, en geen Vlaamse of Brabantse groten. Meer informatie over groten uit die tijd is te vinden in het 3 delig werk van J.J. Grolle "De muntslag van de graven van Holland".
Bron: informatie van Willy Geets (zie website) en Eric Zwijnenberg, 17 maart 2015.