Molen De Valk (1e), Harlingen/ Harns

Harlingen/ Harns, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
De Valk (1e)
modeltype
Onbekende windmolen
functie
zeemleermolen, zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06905 s
oude dbnr.
V7746
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 06905 s De Valk (1e) (Harlingen/ Harns)
Atlas van Schotanus (1718), kaartfragment gem. Barradeel./LvdDrift

locatie

plaats
Harlingen/ Harns
plaatsaanduiding
aan de oostzijde van de Bolswardervaart, thans ongev. in het verlengde van de Prins Bernhardstraat
gemeente
Harlingen, Fryslân
kadastrale aanduiding 1811-1832
Sexbierum A (3) 519 Jacob Bijlsma (Tz.)
geo positie
X: 157338, Y: 575638
N: 53.16744, O: 5.42217

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De gezamenlijke brouwers van Harlingen kochten in 1644 een perceel stadsgrond ten oosten van de Bolswarder vaart, de Butterbeet geheten. Tegelijkertijd verkochten zij het noordelijke deel, één pondemaat (3675 m2) groot, door aan Teunis Willems van Dalen en zijn vrouw daerop de gemelde copers een fulmolen hebben geset. Teunis was zeemtouwer, dus in de volmolen werd zeemleer bereid en geen laken gevold.

In 1650 werd de molen verkocht aan Pijter Hendrix (Leerman) en zijn vrouw Hiske Melles. Ondanks een lening van Jacob Jansen du Bois (zie Tenbruggencatenummer 07744) redden zij het niet. De molen werd omgebouwd naar een houtmolen. Deze ombouw was waarschijnlijk vrij ingrijpend zoals mag blijken uit de significant waardevermeerdering. Pijter betaalde in 1650 1900 gulden voor de hele molen. In 1659 betaalde Seerp Dirx en zijn vrouw Trintie Harmes 2550 gulden voor de halve houtmolen. Zij kochten die helft van Joannes Nettes, houtmolenaar, en zijn vrouw Antie Eises. De andere helft verkochten Joannes en Antie het jaar daarop aan kuiper Willem Jansen en aan Eeue (ook geschreven als: Eebe, Jeue, IJue, IJwe of Ive) Ages en zijn vrouw Willemke Willems voor een nog hoger bedrag, 2675 gulden.

Uit een prent uit 1741 (in de collectie van Het Hannemahuis en opgenomen in het boek van Bunskoeke) kan afgeleid worden dat de molen een wipmolen was. Maar of de molen ooit op een onderbouw is gezet is niet duidelijk.

Eeue en Seerp kochten vaak gezamenlijk handel in met hun collega molenaar Albert Annes van De Eendracht, meest vreemd 1159 pond gerookt spek (lijkt wel heel veel om de molens te smeren). Seerp vertrok na de dood van zijn vrouw naar Workum. Eeue bleef en werd in 1671 nog aangeduid als houtmolenaar, maar in 1675 bleek hij herbergier, wonende op de molen. Hij en zijn nieuwe vrouw Trijntie Philips leenden geld om wijn in te kopen met de molen als onderpand. Het wijst erop dat de molen stil was komen te staan en dat bleek ook toen de halve houtmolen in 1679 werd verkocht aan Harmen Pijters Valck voor slechts 31 goudgulden. De andere helft was op dat moment eigendom van koopman Eelco Rinnerts Eelcoma en herbergier Jan Abrahams. De molen kan zijn naam ontleent hebben aan de achternaam van Harmen, maar pas in 1790 wordt de molen voor het eerst in een document 'De Valk' genoemd.

In 1680 kocht Rintie Taedses uit Workum (kleinzoon van een gelijknamige eigenaar van de Houtzaagmolen op Grettingabuurt) de hele molen voor 600 gulden van de drie eigenaars. Hij ging de zaagmolen weer gebruiken. Zijn zwager Age Jelles uit Workum werd molenaar. In 1728 verkocht zijn weduwe (sinds 1693) Fed Lolckes de molen aan Freerk Pieters. In de tussentijd had haar in 1727 overleden tweede man Ruurd Minnes de molen gerund.

Vanaf 1746 is de molen eigendom van de erven Freerk Pieters. De kleinzoon van Freerk, Jan Cornelis, nam de achternaam Van der Meulen aan. In 1798 was meester brouwer en koopman Jan Cornelis van der Meulen al eigenaar van 5/9 deel van de molen en kocht hij samen met Jan IJmes de Groot de andere 4/9 van de overige erfgenamen. Jan IJmes verkocht zijn 2/9 deel in 1802 aan de zoon van Jan Cornelis, Cornelis Jans van der Meulen.

In 1813 was de molen door vererving inmiddels eigendom van zeven eigenaren. In dat jaar werd de molen door twee van hen, houthandelaren Hubert Jans Wagenaar en Wopke Djoerds van der Stel, gekocht van de overige vijf. In 1814 verrichtte molenmaker Douwe Johannes de Vries werkzaamheden aan de molen. Hubert en Wopke waren vooral geïnteresseerd in de houthandel, niet in de houtzagerij, en zij verkochten in 1817 de molen aan Jacob Thomas Bijlsma. Na een beslaglegging op diens goederen werd houtzaagmolen De Valk met drie zaagramen, twee knechtswoningen en een huis in de stad in 1831 op een publieke verkoping gekocht door Okke Jacobs Bijlsma, een oom van Jacob. In de Oorspronkelijke aanwijzende tafels van de Gemeente Sexbierum, vastgesteld op 12 juli 1832, werd Jacob nog aangemerkt als eigenaar (zie boven). Kennelijk was de transactie van een jaar eerder hierin nog niet doorgevoerd.

De schoonzoon van Okke, Simon Sijdzes Beijtschat, uit de grote molenaarsfamilie Beitschat, was als houtzaagmolenaar werkzaam op de molen. Okke overleed in 1846, maar kort voor zijn overlijden hadden Okke, zijn zoon Jacob Okkes Bijlsma en zijn schoonzoon Simon al besloten tot herbouw van de molen, wat plaatsvond in 1847.

Bronnen:
molens, mensen, bedrijven - overzicht van vijf eeuwen Harlinger bedrijfsmolens op windkracht, drs. D.M. Bunskoeke, Beilen, 2016.
Molens in en om Harlingen een rijke historie, door Tj. Severein, 1990.