Molen Bildtpoortsmolen, 2e standplaats, Harlingen/ Harns

Harlingen/ Harns, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
Bildtpoortsmolen, 2e standplaats
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06904 w
oude dbnr.
V7604
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 06904 w Bildtpoortsmolen, 2e standplaats (Harlingen/ Harns)
Schotanus 1664, het noorden boven

locatie

plaats
Harlingen/ Harns
plaatsaanduiding
op de kade aan de Waddenzee
gemeente
Harlingen, Fryslân
kadastrale aanduiding 1811-1832
Harlingen A (1) 5 Wed. Jacob IJkes Wijga, molenaarsche, en mede E.
geo positie
X: 156987, Y: 576775
N: 53.17766, O: 5.41693

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa verplaatst
verdwenen
omgewaaid
geschiedenis

De molen verhuisde waarschijnlijk in 1626 of 1627 van zijn eerste standplaats direct ten westen van de Bildtpoort (waar hij was omgewaaid) naar deze tweede standplaats op de iets meer noordwestelijk gelegen dwinger Piers Mick.

Blaeu tekent de molen in 1649 op het uiterste uiteinde van de dwinger, Schotanus tekent de molen in 1664 op de meer waarschijnlijke positie waar ook opvolger De Bazuin werd gebouwd. Hier staat (het grondplan van) de molen ook getekend op de kadastrale kaart van 1827. Deze laatste positie is aangehouden voor de coördinaten van deze tweede standplaats. Op een aantal prenten van het zeefront van Harlingen (waaronder de boventekening bij de kaart van Schotanus), staat de molen ook in de verte afgebeeld, maar weinig tot niet gedetailleerd.

In 1649 kochten molenaar Hans Meijntjes en zijn vrouw Trijntie Annes de halve molen van koopman Jan Jacobs en zijn vrouw Sioucken Clases. Omdat Hans in gebreke bleef met de betaling namen de erven van Jan de halve molen in 1653 weer terug. Vanaf 1667 of eerder tot (waarschijnlijk) zijn overlijden in 1680 was Ieme (ook: IJeme) Jacobs molenaar op de molen. Burgemeester Dirk Sioerdts Bierma c.s. verkocht in 1681 zijn 1/11 aandeel in de molen aan koopman Jetse Jelles Stijl.

Vanaf 1709 of eerder tot zeker 1719 was de molen van Tjalling Ymes. Later was de molen waarschijnlijk van burgemeester Claes Rinnerts Winsma (ook: Wijnsma), overleden in 1727. Zijn dochter Geertie Clases Winsma verkocht de molen in 1736 aan molenaar Johannis Baltus en zijn vrouw Zara Broers. De grond was in erfpacht van de stad. Na Johannis' overlijden moest zijn weduwe de molen verkopen.

Over de verkoop was veel te doen. De molen werd in eerste instantie verkocht aan de eigenaren van de overige korenmolens in Harlingen, die in verband met de overcapaciteit op de markt de molen wilden afbreken. Het eerste recht van koop werd echter geclaimd door de oom van Zara, Heere Rinkes. In een uitspraak van 11 februari 1744 wees het Hof van Friesland de molen inderdaad toe aan Heere. In 1745 verkocht hij de molen aan Sicke Ypkes uit Dronrijp. In 1752 verkocht die de molen in helften aan Ype Willems en Hoyte Broers, broer van bovengenoemde Zara.

Ype verkocht zijn helft in 1753 aan Reiner Pieters, in datzelfde jaar ook eigenaar geworden van de Noordermolen. In 1757 verkocht Reiner zijn helft aan Dirk Haijes, molenaar te Franeker. In 1760 verkocht ook bakker Hoyte Broers Libarius zijn helft aan dezelfde Dirk Haeyes.

 

 05-11-1760: Leeuwarder courant

De Notaris en Fiscal BERNARDUS DREYER te Harlingen , gedenkt op Woensdag den 5 November 1760, 's Nademiddags praecys te twee uuren in de Herberg Roomen aldaar, aan de Meestbiedende by Stryk-geld te verkopen :De HELFT van een WIND. , ROGGE- en WEIT-MOOLEN, de BILDPOORTS Moolen genaamd, staande op het Bolwerk van gemelde Stad, aan de Noord westkant.


Dirk deed een helft van de molen over aan zijn zoon Haye Dirks en diens weduwe verkocht in 1771 die helft door aan kooplieden Claas Taekes bakker en Sibout Jans cramer. Die verkochten dit binnen een jaar voor ruim 1000 gulden meer (!) door aan molenaar Hilbrand Saepes van der Meulen uit Leeuwarden. Zijn broer Anne kocht in 1774 de andere helft van de molen van Dirk Haeyes.

Na het overlijden van Hilbrand verkocht zijn weduwe Rigtje Wouters in 1783 haar helft van de molen aan vroedsman en bakker Albert Jans Gonggrijp. In 1786 verkocht (waarschijnlijk zijn erfgenaam en broer) Harmen Jans Gonggrijp deze molenhelft aan molenaarsknecht Ids Dirks Monsma uit Amsterdam. Anne Sapes van der Meulen verkocht zijn helft in 1800 aan Binne Jelles, die de molenhelft binnen enkele maanden doorverkocht aan Jacob Ykes Wiga. 24 jaar later kocht Jacob de andere molenhelft uit de nalatenschap van Ids Dirks Monsma.

Jacob overleed in 1830 in Leeuwarden, waarschijnlijk toen hij op bezoek was bij zijn neef Yke Ennes Wijga, op molen Het Lam. De Bildtpoortsmolen bediende hij op dat moment, samen met de Noorder- en Zuidermolen met zijn andere neef Inne Innes Wijga.

De oudste dochter van Jacob, Sibbeltje, was getrouwd met Rinke Beerends Oorthuis. Hij zette het werk van zijn schoonvader voort samen met Inne. Na het overlijden van Sibbeltje trouwde Rinke met haar jongere zuster Grietje. Toen ook Grietje overleed kocht Rinke haar aandeel in de molen. Ook de zoon van Grietje, Jacob de Beer (neef, later stiefzoon, van Rinke en genoemd naar zijn opa), was werkzaam op de molen. Hij kocht in 1854 7/24 aandeel in de molen van Johanna Arends van Bachum, weduwe van Jacob Siebes Dekker.

Op 16 januari 1858 brak door een hevige rukwind de koning onder het malen midden door en stortte het boveneinde naar beneden. Molenaar Jacob de Beer overleefde wonderwel het ongeluk:

 
19-01-1858: Rotterdamsche courant:

's zaterdag, des voormiddags omstreeks 11 ure, trok over Harlingen eene onweersbui, vergezeld van geweldige rukwinden, waardoor vele der talrijke molens aldaar in gevaar geraakten. De roggemolen, in de nabijheid van de Bildtpoort, is van zijnen stander geslagen en geheel omgevallen, zodat kap en as over de zeewering heen verbrijzeld in zee neerkwamen. Ofschoon de molenaar zich bovenin den molen bevond en hij met dat gevaarte nederstortte, bleef hij ongedeerd en is als door een wonder gered.

Jacob de Beer en Rinke Beerends Oorthuis hadden niet genoeg geld om de molen te herbouwen maar door de Harlinger bevolking werd een hulpactie opgestart. Onder andere werd er op 18 februari 1858 in De Harmonie een benefietconcert gegeven door de beide stedelijke muziekkorpsen en het muziekkorps van de schutterij. Alleen dat concert bracht al 100 gulden op. Jacob de Beer kocht op 24 maart 1858 met het ingezamelde geld molen De Leeuw en pakte de draad weer op.

Bron: molens, mensen, bedrijven, overzicht van vijf eeuwen Harlinger bedrijfsmolens op windkracht, drs. D.M. Bunskoeke, Beilen, 2016.


20-01-1858: Harlinger courant

 LI. Saturdag, ochtend, ten 10 1/2 ure, had alhier het volgende ongeluk plaats. De korenmolen, bij de voormalige Bildpoort, toebehoorende aan R. Oorthuis c. s., was in vollen gang, toen een plotseling opkomende rukwind uit het noorden de spil waarop de molen rust (het was een zoogenaamde standerdmolen of paltrok) knakte en dezen naar beneden wierp. Nadat het gevaarte eenige oogenblikken op de wieken gerust had, bezweken ook deze en werd het bovendeel van den molen in de aangrenzende zee geworpen, terwijl het overige op den stadswal te pletter viel. Van den geheelen molen is niets dan afbraak overgebleven. Gelukkig was de voorraad meel en graan op het °ogenblik van 't ongeluk zeer gering en mogt men van het eerste, voor zooverre het in digt gebonden zakken stond, nog een gedeelte redden; het overige ging onder den molen verloren of werd: door den wind weggedreven.

De mede eigenaar Jacob de Beer, dezelfde die voor eenige jaren als knaap bij een val van den top des zuider-pelmolens, wonderbaarlijk aan dood op verminking ontsnapte, is ook nu weer., te naauwernood aan die gevaren ontkomen. Hij bevond zich namelijk, toen het ongeluk gebeurde, op den bovensten zolder van den molen en scheen dus met den top in zee geworpen te moeten worden, doch, naar het schijnt, is hij , terwijl de molen nog op de roeden rustte, van den zolder naar beneden gevallen of gesprongen, en zoo op den grond onder verspreide planken geraakt. Hoe dit zij , zooveel is zeker,  dat hij er met den schrik is afgekomen. De eigenaars zien zich intusschen door deze ramp van hun eigendom niet alleen, maar ook van hunne kostwinning beroofd. Naar wij vernemen, bestaat bij hen het plan om zich tot H.H. Gedeputeerde Staten van Friesland te wenden met het verzoek om vergunning tot het doen eener collecte door deze provincie. Wij wenschen van harte, dat dit verzoek moge worden ingewilligd. Het geldt toch nijvere ambachtslieden, die zich op eenmaal buiten hunne schuld zonder broodwinning zien. Hun beroep op de liefdadigheid van stad- en gewestgenooten zal, hopen en vertrouwen wij, niet ijdel zijn.

 

15-03-1836: Leeuwarder courant 

De Notaris GOSLINGS, te Harlingen, zal, op Woensdagen den 16 Maart e. k. bij de provisionele beschrijving en den 30 dito daaraanvolgende finaal, telkens des namiddags ten vier ure, ten huize van den Kastelein //. F. de Boer, in de Groote Oijevaar aldaar, publiek verkoopen: 5/24 AANDEELEN in den KORENMOLEN, genaamd de Bildpoortsmolen, op den Stadswal te Harlingen, (sectie A, no. 5), met dubbel werk, mitsgaders de gelijke AANDEELEN in de LOSSE GOEDEREN, ZEILEN, PAARD, KAR, enz. enz. Zijnde deze Molen in de laatste jaren zeer aanmerkelijk verbeterd, en thans in eenen uitmuntend goeden staat. Omtrent het mede eigendom en de bestaande overeenkomsten, welke voor iemand die ais Molenaar zelve wil mede werken, zeer aannemelijk zijn, kan inlichting worden bekomen-, gelijk ook van de Conditien bij voornoemden Notaris. 

 

21-01-1858: Provinciale Drentsche en Asser courant

Harlingen, 16 Jan. Heden morgen nam een rukwind van een korenmolen (een spinnekop of standerdmolen) een der wieken weg; hierdoor schokte het geheele bovendeel zoodanig, dat èn door dien schok, èn door de kracht des winds, de molen door midden brak en het genoemde gedeelte met een ontzettend gekraak ter neder plofte op den kant van den zeedijkmuur, waarop de molen stond; de as kwam buiten de nniur te land, het meel stoof opwaarts als de wegvliegende sloom eener stoomboot en een troepje ratten, door dit incident op het grievendst gestoord, zocht zjjn heil in de vlugt. Een der molenaars bevond zich in den molen, doch is, waarlijk op wonderbare wijze, zonder letsel tusschen de ruïnen van den molen gekomen.  

 

19-01-1858: Rotterdamsche courant, 

Ll. zaturdag, des voormiddags omstreeks 11 ure, trok over Harlingen eene onweersbui, vergezeld van geweldige rukwinden, waardoor vele der talrijke molens aldaar in geaar geraakten. roggemolen, in de nabijheid van de Bildtpoort, is van zijnen stander geslagen en geheel omgevallen, zoodat kap en as over de zeewering heen verbrijzeld in zee nederkwamen. Ofschoon de molenaar zich boven in den molen bevond en hij met dat groote gevaarte nederstortte, bleef hij ongedeerd en is als door een wonder gered.