Molen Aeolus 2e voorganger, Vlaardingen

Vlaardingen, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Aeolus 2e voorganger
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06679 p
oude dbnr.
V5903
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 06679 p Aeolus 2e voorganger (Vlaardingen)
Fragment kaart 1684, Jan Jansz. Stampioen

locatie

plaats
Vlaardingen
plaatsaanduiding
Kortedijk
gemeente
Vlaardingen, Zuid-Holland
streek
Delfland
geo positie
X: 83335, Y: 436860
N: 51.91561, O: 4.34556

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
versieringen
.
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
De molen aan de Kortedijk word al genoemd in een privilege dat Graaf Willem van Holland op 23 Augustus 1407 aan de stad Vlaardingen schonk, hierbij werd het stadsgebied uitgebreid tot honderdmeter ten noorden van de molen.
Ook wordt de molen vermeld in 1535, toen Ariaentgen, Matthijs Matthijszn's weduwe in het huis woonde, "staende onder die korenmolen".
In 1554 werd door molenaar Jaop Jacopszn 118 gulden pacht betaalde aan de rentmeester van Arenberg, voor het gebruik van de korenmolen en van een rosmolen te Vlaardingen.
In 1561 wordt Jacob den Molenaer nog eens genoemd.
Gravin Margriet van der Mack van Arenberg, in 1547 gehuwd met Jan van Ligne, heer van Barbancon, was in die tijd ambachtsvrouwe van Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht. Zij bezat in die hoedanigheid de molen en verpachtte deze.
In 1574 heet er een grote brand gewoed in Vlaardingen, de molen zal daardoor ook wel in vlammen zijn opgegaan. In 1579 bezat Vlaardingen even géén molen.
In 1579 vroegen Nicolaas Vosstaert en Adriaan Reynierszoon uit het Graafschap Vlaanderen aan de heer van Naaldwijk toestemming om een nieuwe molen te mogen bouwen. Dit werd hen toegestaan tegen een jaarlijkse betaling van twintig gulden windrecht.
Zes jaar later verkochten zij de molen aan de stad Vlaardingen
Vanaf die tijd werd de korenmolen aan diverse molenaars verhuurd. Zijn inkomsten kreeg de molenaar uit het maalgeld dat iedereen die zijn koren op de molen liet malen moest betalen. De onderhoudskosten aan de molen bleven voor de stad.
In 1610 overwogen de burgemeesteren of het niet raadzaam was de molen aan de huurder te verkopen, omdat de kosten van reparatie en andere lasten meer bedroegen dan de huuropbrengst. Dat de molenaar de molen echter niet kón kopen blijkt uit zijn verzoekschrift vijf jaar eerder aan de stad. Op dit verzoek besloot het stadsbestuur de jaarlijkse pachtsom met vijfentwintig gulden te verlagen, om de man de kans te geven aan zijn schuldeisers te voldoen.

Uit stadsrekeningen blijkt dat er in Vlaardingen nog geen molen was herbouwd. Windrecht werd er ook niet betaald.
Pas in 1581 op 16 juli werd Cornelis Arienszn van der Gouwe benoemd tot molenaar van de stad. Mogelijk was hij molenaar op een rosmolen.
Tot 5 januari 1585 bezaten de Vlamingen Nicolaes Fossaert, 36 jr en Adriaen Reynierszn alias Aernt Buydels een molen. Deze molen hadden zij waarschijnlijk zelf gebouwd. Zij verkochten de molen aan de stad Vlaardingen voor 1100 gulden.

Vanaf 1585 werd er dan ook windrecht betaald. De molen werd bemalen door Victor van Cralingen.
In de jaren die daarop volgden, kostte de molen de stad Vlaardingen veel geld aan onderhoud. Het werd uiteindelijk toch te duur.

Op 5 maart 1591 werd besloten de molen te gaan verhuren. Molenaar Victor zag dit niet zitten, temeer daar hij de enige was die de molen kon runnen. Alles bleef op de oude voet doorgaan.
In 1591 werd dan toch de molen verhuurd aan Claes Ockerszoon molenaar uit Vlaardingen.
Op 13 januari 1592 veranderde deze situatie, Victor vermoordde ene Jan de Wever. Dit gebeurde in de nabijheid van de molen. Victor was nergens meer te vinden. Op 3 februari werd alles in beslag genomen, waarna zijn vrouw met een vergoeding van 3 pond en 10 stuivers verzocht werd te vertrekken.
De opvolger was Theunis Joriszn. In 1595 kwam Daniël Arienszn als opvolger.

De jaren erna waren niet gemakkelijk voor de molenaar, in 1602 brak er de pest-epidemie uit, de zaken gingen slecht. In 1607 kwam Rochus Ockerszn op de molen. hij zou er blijven tot 1658.
Het verging Rochus een stuk beter dan zijn vader, hij kon in 1634 zelfs een molen in Schiedam laten bouwen, een standerdmolen "de Gapert".

In 1658 werd Rochus opgevolgd door Jacob Heindricxzn Valck, die later vanaf 1662 het werk deelde met Cornelis Dirckszn Slooter.
In februari 1670 is Jacob Valck overleden. Cornelis is tot 1 mei 1682 op de molen gebleven.

De laatste molenaar was daar Gerrit Cente Palesteyn.
Op 30 april 1688 heeft de molen voor de laatste keer gemalen, hij zou vervangen gaan worden door een stenen molen.