Molen De (Witte) Lelie, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De (Witte) Lelie
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06675 y
oude dbnr.
V1630
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
's-Gravendeelsedijk, 6e molen vanaf het zuiden
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
kadastrale aanduiding 1811-1832
De Mijl A (2) 209 Jacob Cornelis van Jantzon van Erffrenten van Capelle
geo positie
X: 103646, Y: 423884
N: 51.80123, O: 4.64268

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

Bron: Draaiende wieken, stappende paarden - Molens op het Eiland van Dordrecht, C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.
Bron: Mw H.W.G. van Blokland-Visser, Papendrecht, januari 2016

1688-1690: JOHAN DE WITH

De koopman Johan de With (niet te verwarren met de staatsman Johan de Witt) liet op 28 september 1688 samen met de timmerlieden Aert Gijsbertse en Cornelis Vierlingh een akte opstellen, handelende over de aanbesteding door De With van de bouw van een windoliemolen. De molen moest worden gebouwd aan de ‘s-Gravendeelsedijk tussen de molens van Matthijs Hacke en Mattheus Rees. Het moest een achtkant oliemolen worden met een koek- en zaadschuur en gebouwd worden met dezelfde hoogte, breedte en wijdte als de molen van Hacke. Uitgezonderd dat bij de nieuw te bouwen molen het boovenste achtkant en kap met riet sal moeten werden gedeckt. De aannemers zouden helpen bij het kopen van het benodigde hout en andere materialen. Als dit buiten Dordrecht zou gebeuren moest De With hen de reys ende teer costen vergoeden. Het transport van dit hout zou op kosten van De With zijn. De aannemers moesten op hun kosten het fundament van de molen en de schuur laten heien. Het houtafval en spaanders mochten de aannemers hebben. Voor rekening van De With kwamen nog het graven voor het fundament, de bakken, het draeywerck van al het gaende werck en het zagen van het hout. De aannemers moesten tevens de grondslag maken van de oliebakken en andere bakken, en een houten waterbak voor in de kap van de molen. Die was verplicht vanwege het brandgevaar van een molen. De bove wooninge sal De With soo groot ende wijt mogen laten maecken als hem sal gelieven. De With zou zelf de bouw van een afscheepstelling en een heining om het terrein moeten regelen. Het werk moest klaar zijn voor half juni 1689. De aanneemsom was ƒ 1.520 en daarboven nog een soort premie voor een vereering van eyder den aennemers huysvrouwe een gouden souvrijn tot vijftien gulden off soo veel in specie. De aannemers zouden worden betaald in drie termijnen. Het eerste termijn na twee maanden, nadat de bouw begonnen was, het tweede termijn als de molen opgericht ende int geraempt sal staen en het derde termijn als de molen na inspectie van twee onpartijdige personen goed bevonden werd en ganghvaerdich zou zijn.
De With nam in 1690 samen met de andere oliemolenaars aan de ’s-Gravendeelsedijk deel in een door hen afgesloten overeenkomst, betreffende een gezamenlijke bijdrage bij brandschade.
1693: JOHAN de WITH ¾, HENDRICK van TIEL ¼
Op 27 maart 1693 liet De With vastleggen dat hij de compagnieschap die hij deelde met de koopman Hendrick van Thiel, wilde veranderen. Hijzelf was voor ¾ en Van Thiel ¼ eigenaar van De Lelie.
1693: JOHAN de WITH ½, HENDRICK van TIEL ½ . Per 1 mei dat jaar zullen beiden eigenaar zijn van de helft van de molen
1694: JOHAN (Jan) de WITH
1694: HENDRICK de WACKER ½, MARGRIETA van BARNEVELT, wed van Pieter de WACKER ½ 
De Lelie werd 1 jaar later, in 1694, door De With als enig eigenaar verkocht aan de koopman Hendrick de Wacker en Margrieta van Barnevelt, weduwe Pieter de Wacker, ieder de helft. De With zou nog drie maanden zijn voorraad olie en koeken in de bakken mogen bewaren, zonder daarvoor huur te betalen, mits het geen overlast bezorgde aan de kopers. De koopsom bedroeg ƒ 13.750. De getaxeerde gereedschappen, waaronder de twee nieuwe molenstenen die een waarde hadden van ƒ 900, brachten ƒ 3.684 op. Uit de lijst van gereedschappen bleek dat De Lelie een driebloks oliemolen was.
Hendrick de Wacker nam de plaats in van Johan de With in het contract uit 1690.
1712-1742: ANTHONIJ van ASPEREN Anthonyz (1679/1742 Ddr)
De Lelie werd in 1712 verkocht aan de koopman ANTHONIJ van ASPEREN. Wederom werden de gereedschappen getaxeerd. Nu hadden de gereedschappen een waarde van ƒ 5.578. Van Asperen werd in 1722 voor twee jaar gekozen als deken van de confraterij van olieslagers. Van Asperen was tevens eigenaar van oliemolen De (Zwarte) Arend, gelegen iets verderop aan de ’s-Gravendeelsedijk
1787-1789: LAMBERT BERNHARD NOORTBERG
Tussen 1787 en 1789, maar mogelijk eerder, was Lambert Bernhard Noortberg de eigenaar van de molen. Hij was in 1789 bejaard en ongehuwd en liet zijn testament opmaken. Hij prelegateerde daarbij aan zijn neef Jacob Cornelis Jantzon van Erffrenten zijn oliemolen, nu genaamd De Witte Lelie, met alles wat erbij hoorde. Zeer waarschijnlijk werkte Noortberg daarna samen met zijn neef tot hij in 1808 overleed. In die tijd werd de molen van Lambert Bernard Noortberg & Comp. als belending genoemd bij de verkoop van de afgebrande molen De Zwarte Arend.
1789-1808: LAMBERT BERNHARD NOORTBERG, JACOB CORNELIS JANTZON van ERFFRENTEN als LAMBERT BERNHARD NOORTBERG & COMP.
1809-1859: Jhr JACOB CORNELIS JANTZON van ERFFRENTEN van CAPELLE

J.C. van Erffrenten Jantzon en Zoon was klant bij de Harenmakerij in Koog aan de Zaan, waar in juli 1843 een paar voorslagharen werd besteld. Deze hadden 49 knokkels en waren aan de bovenzijde 36 centimeter breed. De bobbels in het vlechtwerk ontstonden door de stalen pennen, waar omheen het vlechtwerk werd gemaakt. Na voltooiing werden de pennen verwijderd en bleven de 'knokkels' in het vlechtwerk achter.
In het voorslagboek van de Harenmakerij werd genoteerd: Staat op De Boerin. Dit betekende dat de voorslagharen van De Lelie werden gemaakt van een mal, die van oliemolen De Boerin aan de Noorddijk bij Wormerveer afkomstig was.
Informatie van Rob Couwenhoven, 8 augustus 2017

In 1859 overleed jonkheer Jacob Cornelis Jantzon van Erffrenten, met naamstoevoeging Van Capelle, op 89-jarige leeftijd als lid van de gemeenteraad van Dordrecht en Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
1859-1869:
Jhr JACOB NICOLAAS JOAN JANTZON van ERFFRENTEN van BABYLONIENBROEK
Zijn zoon jonkheer Jacob Nicolaas Joan Jantzon van Erffrenten van Bayloniënbroek, lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, lid van de gemeenteraad, grondeigenaar en koopman werd al enige jaren samen met zijn vader vermeld als firma Jantzon van Erffrenten en Zoon, in het register van patentschulden. Hij werd de volgende eigenaar van De Lelie.
1869: CAREL FREDERIK BENDORP
De molen werd in 1869 verkocht aan de kunstschilder Carel Frederik Bendorp een woonhuis, erf, tuin, griendland en een vijver gelegen in de Mijl, gemeente Dubbeldam, aan de buitenzijde van de ’s-Gravendeelsedijk, kadastraal bekend als sectie H 207 en H 209. Onder de verkoop werd niet begrepen de op een gedeelte van sectie H 209 staande ‘afgebroken wordende windoliemolen genaamd De Lelie’.
1869: De Lelie werd op 16-10-1869 verkocht voor afbraak (advertentie zie onder) en in 1871 gesloopt.

07-10-1869 De Dordrechtsche courant
VERKOOPING VOOR AFBRAAK
bij Inschrijving van de OLIJMOLEN 'De LELIE' staande aan den 's Gravendeelschen Dijk, onder Dubbeldam. Biljetten worden ingeleverd ten Kantore van de Notarissen Mrs. Struyk en De Koning, over het Scheffersplein te Dordrecht, tot Zaturdag 16 October a.s. des middags ten 12 ure, alwaar alsdan de opening derzelve zal geschieden en de Conditien van Maandag 11 October ter lezing zullen liggen. Aanwijzing op het terrein zal plaats hebben op Woensdag 13 October, van des voorm. 9 tot 12 ure, door den Heer H. Boet, Architect alhier.

Geheugensteuntje
Met behulp van dit vers konden de Dordtenaren de namen van de vele molens aan de 's-Gravendeelsedijk onthouden.

Het Klaverblad, dat maalt zo snel,
De Karnton, die weet het wel ((Waker)
Het Seimpje met zijn kloek verstand,
dat maalt zijn zaadjes kort en kant (De Zwarte Arend)
De Lelie is een mooie blom,
De Waker lacht daar echter om (De Wakende Kraan)
De Reiger staat nogal in het riet,
Waar De Kat zeer fel op ziet
De Oude Ruiter ruitert snel,
De Haan die kraait des morgens wel
De Uil staat reeds voor de ploeg (De Valk)
Als De Sprokkelaar zijn dingen doet (Het Anker)
De Wever weeft zijn garen fijn (De Willem I)
De Zeelt die wil gevangen zijn
De Bakker bakt zijn brood te licht (De Hoop)
De Poortklok heeft dit lied gedicht (De Karper

Dit molenrijmpje betreft alle 16 windoliemolens van het Eiland van Dordrecht. Het moet ongeveer tussen 1802 en 1832 gemaakt zijn. De olieslagers waren in die tijd allemaal aangesloten bij een confrérie van olieslagers, een soort gilde/broederschap.