Molen De Pauw, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Pauw
modeltype
Paltrokmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06673 p
oude dbnr.
V4032
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
op de zuidkant van het eiland in de Voorzaan
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
geo positie
X: 117191, Y: 493832
N: 52.43098, O: 4.83128

constructie

modeltype
Paltrokmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting
als balkenzager
plaats kruiwerk
onderkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
In Zaandam stonden twee zaagmolens met de naam De Pauw. Ten zuiden van de Hoogendijk aan de Nieuwe Haven stond de bovenkruier De Pauw. Op het eiland in de Voorzaan stond de paltrok De Pauw. Pieter Boorsma registreerde de molen als bovenkruier, hetgeen onjuist is. In het register van de windpachten van de Ambachtsheerlijkheid Oostzaan – kortweg De Banne Oostzanen – staat de molen geregistreerd met een jaarlijkse windpacht van f. 3,-. Dat was het gangbare bedrag voor paltrokmolens van het lichte type, waarmee grenen-en vuren werd gezaagd. Dat het om een paltrok ging op het Westerkattegat blijkt ook uit de zogenaamde ‘schaatsenrijderslijst’ uit de winter van 1726, waarop alle molennamen en hun eigenaren werden genoteerd. De drie rijders plaatsten De Pauw onder hun paltrokken als ‘grenenbalcksaager.’

De vroegste gevonden vermelding van de molen op het eiland staat in een transportacte van de Banne Oostzaan van 14 mei 1663, toen Floris Jansz de molen voor f. 1580,- verkocht aan Jan Gerritsz Meijn. Beide mannen woonden in Oostzaandam. Meijn had al flinke bezittingen op het Westerkattegat, want bij de belendingen werd hij genoemd als eigenaar van het land ten westen, noorden en oosten van de molen. Aan de zuidkant was het Kerckerak, zoals het water in de Voorzaan ten westen en zuiden van het huidige eiland werd genoemd.

Tot wanneer Meijn met de molen bleef werken is niet bekend, maar op 2 januari 1691 was Pieter Dirksz Gors uit Oostzaandam eigenaar van de molen, de houtschuur en het erf dat hij voor f 975,- verkocht aan Jan Jansz Bruijn.
In de transportacte van 1691 werd over het erf gemeld: belend ten zuiden de verkoper en ten noorden door Jacob Blauw. Deze Jacob Claesz Blauw was eigenaar van de paltrok De Blauwe Boer of Langert, zoals hij meestal werd genoemd. Deze molen stond op de westoever van het eiland ter hoogte van het zgn. Fok, een driehoekig schiereilandje binnen het eiland zelf. Dit erf lag in de zuidelijke punt van het Westerkattegat .
Met de vondst van deze acte is eindelijk duidelijk waar De Pauw precies stond. Het was de meest zuidelijke molen op het eiland. Landmeter Joannes Leupenius plaatste De Pauw daar ook op zijn kaart van de Westerhem die hij in 1693 maakte. De Pauw stond op de zuidelijke punt van het eiland.

Pieter Boorsma noemde Nieuwjaarsdag 1707 als eerste vermelding, dat gold een inschrijving in een assurantiecontract op naam van Gerrit Claesz Kuijper. Die was echter eigenaar van de andere De Pauw, aan de Hoogendijk bij de Nieuwe Haven.
De schaatsenrijders uit 1726 noteerden in Oostzaandam onder de ‘greene sagers’ De Pauw als in eigendom van Jan Bruijn.

Jan Jansz Bruijn was al op 2 februari 1691 baas van De Pauw op het Westerkattegat geworden. Hij was degene die De Pauw voor f. 975,- overnam van Pieter Dirksz Gors. Deze prijs was duidelijk die van een paltrok. Bruijn was al eigenaar van het land ten noorden van de molen . Volgens het verpondingsregister van 1731 woonde hij op het Kattegat, waar hij ook een werf en schuren had. Het was een flink huis, want de helft had hij verhuurd. De regenten die de onroerend goedbelasting kwamen vaststellen taxeerden het pand op een huursom van 60 gulden per jaar. Op de deelkaart, die Leupenius van het Kattegat en de Westerhem maakte, stond de mastenmakerswerf van Bruijn in 1693 al aangegeven. Hij lag vlak naast het Kattegatspad, de noordelijke oegang tot het 'eiland' .
Op 23 december 1728 had Jan Bruijn nog de jaarlijkse windpacht van f. 3,- betaald, maar op 25 mei 1730 werd deze belasting op het ‘gebruik van de wind’ overgeschreven op naam van Jelis Kat, die De Pauw drie jaar later voor f. 1500,- verzekerde tegen brand . Jelis woonde net als Bruijn aan het Kattegat en hij had er ook een werf. Zijn woning werd op 90 gulden huur per jaar geschat en net als Bruijn had hij er één end van verhuurd, maar aan wie is niet duidelijk. De regenten noteerden uitsluitend de namen van de eigenaren. Huurders werden niet belast. De Pauw was de enige molen op het Westerkattegat waar geen molenhuis bij stond.

De familie Kat zou met De Pauw blijven werken tot de sloop in 1754. Op 15 september 1744 verkocht Kat, die toen oud-schepen van de Banne Oostzaan was, De Pauw voor duizend gulden aan zijn zoon Cornelis Jelisz Kat. In het transportregister werd hij Cornelis Jelisz de Boon genoemd . Zoals zoveel Zaankanters bediende hij zich van twee achternamen, hetgeen te maken had met verering van uitstervende familietakken.
In 1742 de personele quotisatie – een belasting op inkomen – werd Jelis Kat als mastenmaker vermeld. Hij woonde aan het Kattegat. Achter zijn naam werd genoteerd: ‘In 1747 geroyeerd.’ Vermoedelijk is hij toen overleden.

Cornelis Jelisz Kat was degene die op 3 oktober 1751 de molen uit de brandverzekering haalde. Er was toen waarschijnlijk al sprake van ernstig verval van de molen, want de royering gebeurde mede op bevel van de gecommitteerden van het contract. Zij namen dergelijke maatregelen uitsluitend als het risico te groot werd. Dit kon onder andere als er niet meer met de molen gewerkt werd, zodat er geen bewaking meer was, of als er ernstig achterstallig onderhoud was. In dat geval werd de verzekerde som te hoog ten opzichte van de werkelijke waarde van de molen en kon ook royering volgen.
Toch betekende deze royering nog niet het einde van De Pauw, want op 29 mei 1754 nam Claas Huysman de windpacht over en hij zou nog tot 1758 met de molen blijven werken.

Na 1758 werd er geen belasting meer voor betaald en de dienstdoende schrijver noteerde in het register van de windpacht kort maar krachtig: 'Afgebroken.'
De Pauw was één van de talloze slachtoffers van de malaise in de houtzagerij in het midden van de achttiende eeuw. Huysman bleef gewoon actief in de houtzagerij. Hij verzekerde vanaf 5 november 1757 de paltrok De Huysman die achter het Sluispad in Oostzaandam stond .
Hij had De Pauw dus afgestoten om met een betere molen zijn bedrijf voort te zetten. Daar bleef hij tot zijn dood in 1780 mee werken.

Tekst: Ron Couwenhoven, 6 juni 2019.
Bronnen bekend bij de redactie.

Aanvullende bronnen:
- 250 Zaanse molens” R. Couwenhoven 2001 blz.57-58
- www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz.120-121
- “de Zaende” 3e jaargang 1948 blz. 219

aanvullingen

trivia
De locatie is geschat naar een getekende kaart in de beeldbank van De Zaansche Molen, en de kadasterkaart waarop het eiland zuidelijker doorloopt dan tegenwoordig.
-----

Bij het kaartdetail:
In 1693 tekende landmeter Johannes Leupenius van Oostzaandam, het noorden is onder. Op het eiland in de Voorzaan tekende hij paltrok De Pauw op de zuidpunt van het eiland. De andere molens zijn op de noordoever v.l.n.r. de bovenkruier balkenzagers De Bakker, De Rode Leeuw en de paltrokken. De Witte Valk, De Jonge Kat, Het Spinbol. Op de westoever staan de paltrokken De Vier Heemskinderen, De Witte Duif, later omgedoopt in De Zaaier, De Blauwe Boer of Langert en De Pauw. Helemaal bovenaan staat de bovenkruier balkenzager Het Oosterkattegat, later omgebouwd tot oliemolen en in de 19de eeuw tot verfmolen.
Ron Couwenhoven, 7 juni 2019.